De Koopmansbeurs aan het Damrak tijdens de intocht van Duitse troepen in Amsterdam, mei 1940 © Vereenigde Fotobureaux N.V. / Stadsarchief Amsterdam

Het is deze week precies tachtig jaar geleden dat mijn vader Meik en mijn moeder Hennie zich op een mooie lentedag staande hielden op de treeplank van een auto die in volle vaart op weg was naar IJmuiden. Het gerucht ging dat in die stad vissersschepen gereed lagen om passagiers mee te nemen naar Engeland, een laatste kans om aan de aanstormende nazi-legers te ontkomen.

In de auto vóór hen zaten hun vrienden Loe de Jong en zijn vrouw Liesbeth Cost Budde. Onderweg was Loe in de chaos zijn kleine zusje Jeannette en zijn ouders kwijtgeraakt. En ook mijn ouders moesten even voor IJmuiden afhaken. De Jong, die toen redacteur was van De Groene, zou weldra bekend worden als de stem van Radio Oranje vanuit Londen. Na de oorlog werd hij de auteur van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog in een twintigtal banden, de kroniek die hij in een veelbekeken televisieserie nog eens navertelde. Mijn ouders brachten een groot deel van de oorlogsjaren door ondergedoken bij politieke vrienden, Joop en Johanna van Santen, op de Herengracht, een paar straten verwijderd van het Achterhuis van Anne Frank.

Mijn ouders hebben meer geluk gehad, en ik ook. Ik werd een half jaar na mijn geboorte veiligheidshalve elders ondergebracht; de afloop is duidelijk. In het huis van de Van Santens werd het verzetsblad De Vrije Katheder samengesteld. Na de oorlog werd mijn vader weer zakenman en daarnaast directeur van datzelfde blad, inmiddels bovengronds, waarin communisten en niet-communisten nog enige jaren samenwerkten, totdat de cpn dat torpedeerde.

Waarom die oude voorvallen weer opgehaald? Omdat het een raadsel is waarom de De Jongs en de De Swaans op die veertiende mei in paniek en op het laatste nippertje probeerden te vluchten en blijkbaar niets hadden voorbereid. Hoe is dat mogelijk? Ze waren als joden en als linkse antifascisten door en door betrokken bij de politiek, wisten beter dan wie ook wat zich afspeelde in nazi-Duitsland en de rest van Europa, en begrepen heel goed wat er ook voor hen op het spel stond bij een Duitse inval.

Ook andere Amsterdamse broers De Swaan lieten zich op die dag verrassen door een invasie die zij heel goed hadden zien aankomen, behalve één: dat was de oudste broer, Bram, naar wie ik vernoemd ben. Hij was niet politiek actief en ook niet ideologisch bevlogen. Hij was in zaken en leidde het familiebedrijf, een zakkenhandel. Maar hij was al in april 1940, dus net op tijd, met zijn vrouw en zoontje scheep gegaan naar Amerika. Die zoon, Sol, vermeldt dat zijn vader vóór zijn vertrek zijn broers probeerde te overtuigen om ook, met hun gezin, te vertrekken nu het nog kon. Ze zijn niet weggegaan maar allen hebben de oorlog overleefd.

Er heerste toentertijd in Nederland een zekere wereldvreemdheid, een doezelig wensdenken, ook en vooral in regeringskringen. De Duitsers, die het willige Oostenrijk al hadden geannexeerd, Tsjechoslowakije hadden bezet, en nog in september 1939 Polen waren binnengevallen – die Duitsers zouden heus de Nederlandse neutraliteit respecteren en, net als in de Eerste Wereldoorlog, ons land met rust laten. Waarschuwingen werden terzijde geschoven. De Nederlandse militaire attaché in Berlijn, majoor Bert Sas, die een informant had in de hoogste leiding van de Duitse inlichtingendienst, had al een paar keer doorgegeven dat een Duitse inval aanstaande was, maar die was dan toch afgelast. Toen hij in de dagen voor de tiende mei wanhopig probeerde de regering alsnog te alarmeren werd zijn noodkreet laatdunkend terzijde geschoven, de heren wisten wel beter. En nog lang na de Duitse invasie bleven veel van die heren denken dat er met de Duitsers best te praten viel.

Dat was niet de wereld waarin mijn ouders, hun familie en vrienden leefden. Zij maakten zich geen enkele illusie over het Hitlerregime. Desondanks zijn zij niet op tijd gevlucht en Bram, de tamelijk apolitieke zakenman, wél. Maar ook de grootste kenners van mens en maatschappij zagen in die jaren de catastrofe niet tijdig aankomen.

Sigmund Freud, die meer begreep dan wie ook van de duistere drijfkrachten achter tirannie en oorlog, had geen bijzonder inzicht in de actuele politiek. Hij had bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog de Duitse aanval aanvankelijk verwelkomd in de illusie van een korte oorlog en een grote triomf. Daar kwam hij gauw van terug. Een kwart eeuw later, in 1938, na de Duitse annexatie van Oostenrijk, zat hij in Wenen in de val. Zijn internationale aanhang zette alles op alles om hem uit nazi-Oostenrijk weg te krijgen. De Amerikaanse president Roosevelt, de Griekse prinses Marie Bonaparte, de Engelse minister van Buitenlandse Zaken kwamen eraan te pas, en een keur van westerse diplomaten oefende druk uit op de nazi’s om Freud te laten gaan. Maar die wilde aanvankelijk helemaal niet weg. Toen eindelijk de Gestapo toestemde in zijn vertrek, moest hij nog wel schriftelijk verklaren dat hij goed behandeld was. Freud ondertekende en schreef erbij: ‘de Gestapo kan ik iedereen van harte aanbevelen’.

En daar kwam hij mee weg.

Claude Lévi-Strauss, misschien wel de beroemdste antropoloog van de twintigste eeuw, diende kortstondig in het Franse leger tijdens de mobilisatie van mei 1940. Al op 22 juni gaf Frankrijk zich over en Lévi-Strauss werd uit de dienst ontslagen. Hij bevond zich op dat moment in Vichy, waar een Frans collaborateursregime was gevestigd. Hij wilde terug naar Parijs, dat nu in de Duitse zone lag. Daar moest hij een reisvergunning voor aanvragen. De dienstdoende ambtenaar keek hem eens goed aan en zei: met die naam van u zou ik nu maar niet naar Parijs afreizen. Pas toen viel bij Lévi-Strauss het kwartje. Hij wist uiteindelijk te ontkomen naar de Verenigde Staten.

Nog een voorbeeld: Norbert Elias, de historisch socioloog die uitgerekend in 1939 een groot werk zou publiceren onder de titel Über den Prozess der Zivilisation, was in 1933, ten tijde van Hitlers machtsovername, beheerder van de sociologische faculteit van de universiteit van Frankfurt, waar zijn leermeester Karl Mannheim hoogleraar was, in het gebouw waar ook de fameuze Frankfurter Schule van Theodor Adorno en Max Horkheimer kantoor hield. Vrijwel meteen na de machtsgreep volgde een inval van de SS. Elias had de paperassen die de linkse studenten hadden laten slingeren bijtijds opgeruimd en de SS’ers vonden niets.

Elias werd op non-actief gesteld en had in Duitsland verder geen vooruitzichten meer. Hij reisde af naar Zwitserland, maar zag ook daar geen kansen. Na enige tijd keerde hij terug naar de stad van zijn ouders, Breslau. Dat kon toen nog. Algauw vertrok hij naar Parijs, in de hoop daar een academische positie te verwerven. Ook dat bleek vergeefs. Hij probeerde er de kost te verdienen als vertegenwoordiger van een speelgoedfabriekje dat hij met andere Duitse vluchtelingen had opgezet. Ondertussen verzamelde hij materiaal voor zijn studies naar de hofsamenleving en het beschavingsproces. Tijdens een kort verblijf in Breslau hoorde hij dat er misschien passend werk voor hem te vinden zou zijn in Engeland, dus vertrok hij daarnaartoe en hij zou er zich blijvend vestigen.

Elias was een uitzonderlijk opmerkzaam waarnemer van de Duitse samenleving in de jaren dertig. Hij had meteen al een aanvaring gehad met de SS en zag wel in dat hij als links georiënteerde, joodse socioloog in Duitsland niets meer te zoeken had. Toch waren zijn omzwervingen meer een zoektocht naar een passende baan dan een vlucht uit lijfsbehoud.

Eind 1938, kort na de golf van straatterreur tegen joden en politieke tegenstanders die bekendstaat als de Kristallnacht, kwamen zijn bejaarde ouders Elias opzoeken in Londen. Tegen die tijd was Elias doordrongen van de moorddadige aard van het nazisme. Maar ook toen kon ook hij niet vermoeden dat het zou uitlopen op de massale deportatie en systematische uitroeiing van miljoenen joden en zoveel andere mensen. Hij heeft zijn vader en moeder toen gesmeekt om niet naar Duitsland terug te keren. Tevergeefs. Zijn vader zei: ‘Ich habe nie etwas Unrechtes getan, was können sie mir tun?’ (Ik heb nooit iets verkeerds gedaan, waarom zouden ze me iets aandoen?) Hij stierf in 1940, thuis. De moeder van Elias werd gedeporteerd en in september 1942 vergast in Treblinka. Hij heeft zichzelf nooit vergeven dat hij zijn ouders niet kon overtuigen om in Engeland te blijven.

Als joden en anti-fascisten wisten ze wat er op het spel stond. Waarom waren zij niet beter voorbereid?

Veel later, midden jaren tachtig, schreef Elias een essay waarin hij de Duitsers wilde voorhouden dat de deling van Duitsland permanent zou zijn. Een paar jaar later stortte het hele Sovjetrijk ineen en werden Oost- en West-Duitsland herenigd. Toen iemand hem later confronteerde met dit gebrek aan inzicht in de nabije toekomst schoot hij in de lach.

Dat is precies de goede reactie. Mensen kunnen nu eenmaal de toekomst niet voorzien. Om die menselijke tekortkoming kun je alleen maar lachen.

Nederlandse, Franse en Britse vluchtelingen komen aan vanuit Nederland in de haven van Londen, 13 mei 1940 © Eddie Worth / AP/ HH

Wat wel voorspelbaar is, is de wending die dit stuk hier gaat nemen: is er voor deze mei 2020 enige lering te trekken uit de totaal verschillende omstandigheden van mei 1940? De plaag die nu nagenoeg de gehele mensheid geselt, de pandemie van het coronavirus, is rampzalig, maar op zich nog niet catastrofaal. Op den duur wordt het besmettingsrisico minder, al zullen oudere en ziekelijke mensen toch nog een hele tijd uit de buurt moeten blijven van hun medemensen die steeds minder rekening met ze zullen houden. Dat is allemaal heel vervelend, maar er is mee te leven.

Om beter inzicht te krijgen in de loop van de gebeurtenissen is het noodzakelijk om de coronapandemie in haar economische en politieke context te bezien. Dan tekent zich een drieslag af die eventueel wél op een catastrofe kan uitlopen.

Doordat in deze maanden miljarden mensen zijn opgehokt valt een groot deel van de economische bedrijvigheid weg. De staat grijpt in en steunt individuen met uitkeringen, bedrijven met subsidies. Ondernemers leven onder dit laatkapitalistische stelsel in de beste van alle werelden: met winst in een markteconomie zolang het meezit, met subsidie in een staatseconomie zodra het even tegenzit. De schulden die de overheid daarmee maakt zijn welbesteed. Als ze niet ingreep zouden nog veel meer mensen hun baan verliezen, terwijl her en der bedrijven bankroet gaan. Dan zou de overheid nog meer belastinginkomen derven en nog meer bijstand moeten uitkeren dan ze nu schulden maakt. Maar zelfs in het gunstigste geval zullen honderdduizenden, of anders misschien miljoenen mensen er door de economische recessie fors op achteruitgaan. En dat zijn allemaal kiezers.

De coronapandemie en de economische recessie die daarop volgt zijn twee fasen van een drietrapsraket die alsnog met verwoestende kracht kan inslaan. In de derde fase kan de verrechtsing die nu al een hele tijd gaande is ineens veel verder om zich heen grijpen. Deze ruk naar rechts heeft op zichzelf iets raadselachtigs. Waarom gebruikten de burgers hun stemrecht om hun burgerrechten in te perken? Hoe komt het dat in zoveel min of meer democratische landen met steun van de kiezers autoritaire leiders aan de macht zijn gekomen? Vladimir Poetin was een van de eersten, in 1999. In het afgelopen decennium volgden onder meer Viktor Orbán in Hongarije, Jaroslaw Kaczynski in Polen, Rodrigo Duterte in de Filipijnen, Narendra Modi in India, Donald Trump in de Verenigde Staten en Jair Bolsonaro in Brazilië. De meest recente is Boris Johnson in het Verenigd Koninkrijk.

In vrijwel alle overige democratieën hebben autoritair-populistische partijen de wind mee. Vrouwen ontbreken niet in de rechtse beweging, maar de leiders zijn vrijwel zonder uitzondering mannen. Dat proberen ze ook uit te stralen, soms door gechargeerd mannelijk gedrag met atletische en militaire accenten, soms door clownesk en provocerend optreden. Maar altijd gaat de persoon van de leider vóór het politieke programma. De nieuw-rechtse voorgangers presenteren zich als de concrete belichaming van een directe democratie waarin zij, de leiders, aanvoelen, uitspreken en uitvoeren wat ‘de kiezer’ wil, zonder tussenkomst van partijen, parlementen, instituties, zonder de beperkingen van wet of overleg, in onmiddellijke communie met het volk. Dat volk, de natie, is het kernbegrip en ‘wij’ is het sleutelwoord. De leiders maken uit wie er ‘wij’ zijn en wie daar als ‘zij’ van uitgesloten worden.

Want wil het volk een hechte eenheid vormen, dan moeten er anderen zijn die er niet bij horen. Dat zijn de volksvreemde elementen die van binnenuit of van buitenaf de volkskracht ondermijnen en uithollen. De natie is dus in gevaar, en ook het gezin wordt bedreigd. De natie heeft daarom een sterke leider nodig en elk gezin een sterke man.

Het volk is een organisme opgebouwd uit cellen: dat zijn de gezinnen. Juist het gezin is in gevaar, omdat lepe, linkse wroeters, de cultuurmarxisten, de samenleving op deze zachtste en zwakste plek proberen aan te tasten. Zij hebben het feminisme uitgevonden als wapen in de strijd tegen de onvergankelijke westerse waarden en de feministes laten zich daar, naïef als ze zijn, nietsvermoedend voor gebruiken. Deze cultuurmarxisten gaan ook voorop bij de verspreiding van allerlei modieuze waanideeën en artistieke wanproducten die de eigen, de westerse, de Europese cultuur verder moeten afbreken.

Zoals de leider opkomt voor zijn volk, dat hem daarom volgt, zo beschermt de man als hoofd van het gezin zijn vrouw en kinderen die hem daarom moeten steunen en gehoorzamen. De roeping van de vrouw is de zorg voor haar gezin, haar taak is het baren en opvoeden van gezonde, blanke kinderen om zo de volkskracht te versterken.

Het gevaar komt dus van binnenuit, maar ook van buiten. Immigranten en asielzoekers zullen de eigen aard van het volk steeds verder ‘verdunnen’. Er voltrekt zich een ‘omvolking’ en de vreemdelingen zullen op den duur de eigen mensen geheel verdrongen hebben. De dreiging komt ook van internationale en, erger nog, bovennationale instanties, ergst van al de Europese Unie. Die beperken de macht van de leider om voor zijn volk een eigen koers uit te zetten waarbij het nationaal belang boven alles gaat.

Het hedendaags rechtsisme komt voor dit alles nog niet graag openlijk uit. Waar ze niet oppermachtig zijn verkeren de leiders nog in het stadium van de flirt. Zo maken ze de neonazi’s weleens een complimentje maar, gunst, ze bedoelen er niets mee. Ze gaan uit eten met een aartsracist maar dat wil heus niet zeggen dat ze het daarom met hem eens zijn. Ze hebben alle begrip voor een knokploeg die op demonstranten inramt, maar echt, ze keuren geweld in beginsel af. ‘Seksist, ik? Welnee, ik ben dol op vrouwen.’

Kortom, de rechtsisten van vandaag, of ze nu Trump, Johnson of Baudet heten, zijn heel koket. Ze houden van een grapje op zijn tijd en een plaagstootje hier of daar. ’t Is niet allemaal even serieus bedoeld. Nee, de ernst komt later, wanneer ze eenmaal zeker van de macht zijn. Maar bij Trump wordt het soms al menens. De president van de VS zei op 13 april jongstleden tijdens een mediavertoning: ‘When somebody is president of the United States the authority is total. It’s total.’ Dat is de aankondiging van een machtsovername, gepresenteerd als een lukrake gedachtesprong.

De rechtsisten van nu, of ze nu Trump of Baudet heten, zijn heel koket en houden van een grapje. De ernst komt later

Geen van de tendensen die zich nu manifesteren is op zich catastrofaal. Het is het samengaan van epidemie, recessie en verrechtsing dat tot een catastrofe dreigt te leiden. De coronapandemie zal in de westerse, rijke landen hoogstwaarschijnlijk over een aantal maanden grotendeels onder controle zijn. Hier of daar, plaatselijk, tijdelijk, zal de ziekte weer heftig oplaaien en moet een deel van de bevolking opnieuw worden opgehokt met alle miserabele gevolgen van dien.

Wat er gebeuren gaat in de arme zuidelijke landen is niet te voorspellen – hopelijk worden ze gered door de matigende werking van een tropisch klimaat. Maar als het virus zich daar met volle kracht verspreidt zullen de rijke landen daar dus te hulp moeten schieten, al was het maar uit intercontinentale smetvrees.

De economische recessie kan in de welvarende landen min of meer beheerst worden door overheidssteun op een ongekende schaal. Als dat lukt, blijft de ravage binnen de perken. En als het niet lukt, of maar voor een deel, dan vormt zich een reserveleger van werklozen die in hun leven niet anders dan welvaart hebben gekend en nu opeens tot armoede zijn vervallen. Talloze kleine ondernemers gaan failliet en worden gedeclasseerd tot bijstandstrekkers. Een onbedwingbaar virus van rancune grijpt om zich heen. De ramp die hen getroffen heeft moet toch de schuld van iets of iemand zijn: van de Chinezen of van een joodse miljardair of van het 5G-netwerk. Achterdocht, ressentiment en vreemdelingenhaat stuwen het gevoelsleven van uiterst rechts.

Het lijkt of in deze tijd progressieve bewegingen de moed verloren hebben. Rechts heeft vrijwel overal ter wereld het getij mee. Een doorbraak in het ene land wekt enthousiasme in het andere. Wat daar gelukt is, heeft hier vast ook wel kans van slagen. De rechtsisten hier nemen de ideeën en de strategieën die ginds succesvol zijn gebleken over. Ze volgen elkaar van land tot land in de media en ze zoeken onderling contact. Er vormt zich een wereldomspannend veld van gelijkgerichte politieke energie. Het rechtsisme dat zich zo verzet tegen de globalisering, dat voor elk volk een eigen weg wil vinden, is nu de meest mondiale beweging, met de meest gelijkluidende ideeën, de meest overeenkomstige leiders en de meest uniforme strategie.

Tegen die radicaal reactionaire volksmenners steken progressieve politici wat bleekjes af. Joe Biden verveelt al vóór hij iets gezegd heeft, Trump gaat nooit vervelen; Johnson is altijd grappig, Jeremy Corbyn was een saaie drammer; Thierry Baudet is reuzeleuk en Lodewijk Asscher heeft een dor gelijk. Maar geen van die rechtse demagogen heeft steekhoudende remedies tegen pandemie en recessie.

In de VS en in Brazilië ontkennen de rechtsisten onder leiding van Trump en Bolsonaro de realiteit van de coronaplaag. Zij belijden het pure obscurantisme dat alle expertise beschouwt als elitair, een verstoring van het directe gevoelsverkeer tussen de leider en zijn volk. Als het op economisch beleid aankomt is extreem-rechts uitgekookter. De belastingen worden verlaagd, vooral voor de rijksten, en alle beperkingen die het bedrijfsleven zijn opgelegd ter bescherming van consumenten, werknemers en de natuurlijke omgeving worden opgedoekt, alles onder het voorwendsel dat dit de groei zal opleveren die de kansen van de ‘gewone man’ vergroot. Allemaal drogredenen, die desondanks door een groot deel van het electoraat worden geslikt.

Corona toont ontegenzeggelijk de onmisbaarheid van staatsingrijpen aan. De opkomende recessie bewijst het falen van een vrije markt en de noodzaak van bovennationale, dus Europese crisisbestrijding. Het wachten is alleen op de progressieve activisten en politici die dat groot gelijk gaan halen bij de kiezers. Alleen zo is de opmars van extreem-rechts te stuiten.

De drietrapsraket van pandemie, mondiale recessie en wereldwijde verrechtsing kán een catastrofe teweegbrengen, van een omvang als de vorige, die tachtig jaar geleden in ons land op de tiende mei begon.

Maar wie terugkijkt op die late jaren dertig van de vorige eeuw beseft om te beginnen hoe anders het toen was dan nu. Maar ook toen moesten mensen in alle onzekerheid beslissingen nemen. De eerste, de meest menselijke neiging is om niets te beslissen. Dat is dus al een beslissing, namelijk om door te gaan alsof er niets aan de hand is: het zal zo’n vaart niet lopen. Het kan hier niet gebeuren.

En inderdaad, de mensen in het welvarende Westen hebben 75 jaar geleefd in vrede, vrijheid en welvaart. Zij hebben ongelofelijk geluk gehad. Maar generaties die nooit anders gekend hebben zijn gaan denken dat het zo hoort, dat hun soort mensen voorbestemd is tot het bevoorrecht bestaan dat zij gewoon zijn gaan vinden. Het gaat lijken of volkeren die in armoede leven, onder een dictatuur, of te midden van oorlogsgeweld, tot een andere mensensoort horen, die dat nu eenmaal heeft te ondergaan. Maar niets garandeert dat het hier niet ook ooit eens gebeuren zal.

‘Een crisis nadert langzaam en slaat plotseling toe’, zoals economen veelal zeggen. Heel veel mensen zijn zich vagelijk bewust van een verre dreiging, maar je kunt niet steeds in staat van paraatheid leven. Het probleem is dus de timing: wanneer barst de crisis los? Daar is geen afdoend antwoord op. Maar een periode als deze, waarin een drietal kritieke tendensen zich gelijktijdig manifesteert en elkaar versterkt, is wel heel verraderlijk.

Zelfs als ze het gevaar onder ogen zien hebben de meeste mensen de neiging om te denken dat het wel weer gauw voorbij zal gaan. Wie meekijkt in dat verkorte tijdsperspectief begrijpt opeens veel meer van de mensen tijdens de Tweede Wereldoorlog: ‘Geloof me, de oorlog is in een paar maanden beslist.’ De ervaring leert dat mensen meestal de duur van een crisis onderschatten. Meestal is dat maar goed ook.

In tijden van rampspoed hopen mensen op een mirakel, en in de moderne tijd moet dat wonder komen van de wetenschap. Er komt een wonderwapen waarmee de oorlog meteen is beslecht, zoals de nazi’s dat hoopten van hun V2-raket. Inderdaad kwam er een heel nieuw wapen dat met twee klappen een eind maakte aan de Tweede Wereldoorlog in Azië, de atoombom. Daarmee begon de Koude Oorlog die haast een halve eeuw zou duren. Het kernwapen is nooit meer gebruikt. De mensheid heeft weer eens geboft, maar denk niet dat het daarom ook nooit gebruikt kán worden. Ook nu wordt elke week een nieuw wondermiddel aangekondigd, tegen het coronavirus. Het kan zijn dat een dezer dagen een werkzame remedie wordt gevonden. Maar het zou evengoed nog jaren kunnen duren.

Verkijk je niet op die extreem-rechtse politici die zich presenteren als hansworsten, kletsmajoors en dorpsgekken, met hun malle kapsels en mallotige meningen. Adolf Hitler werd tot laat in de jaren dertig uitgemaakt voor een krankzinnige huisschilder. Dat was hij misschien wel, maar hij bleek ook in staat een groot deel van de mensheid in het verderf te storten. Ook al kamt hij zijn haar niet, Boris Johnson kreeg ten langen leste het Verenigd Koninkrijk uit de EU. En al zijn die rosse lokken ingeplant, Donald Trump sloopt stap voor stap de rechtsorde in eigen land en in de wereld.

Al de manoeuvres die hier zijn opgesomd dienen om de moed erin te houden en om de angsten te bezweren. Het is waarschijnlijk onmogelijk om illusieloos te leven. Bovendien, er is geen houvast te vinden voor een rationele beslissing. De mensen die in mei 1940 niet op tijd wisten weg te komen, hadden niet minder inzicht maar meer pech dan de mensen die wel tijdig konden ontkomen. Verkeerd gegokt. Het zou in deze tijd trouwens onmogelijk zijn om nog ergens naartoe te vluchten waar geen gevaar is voor besmetting. Ook aan een economische recessie is nergens te ontkomen.

Met een heel ruwe kansberekening is aannemelijk te maken dat de drieslag van pandemie, recessie en verrechtsing waarschijnlijk tot een catastrofe leidt. Daar kan niemand afzonderlijk aan ontkomen en kan geen mens in zijn eentje iets tegen uitrichten. De leiderloze golfbewegingen van menigten zonder program of structuur die kortstondig opflakkeren in de media met hesjes, liedjes en leuzen vervluchtigen weer zonder blijvend resultaat te behalen. Tegen de opkomst van extreem-rechts helpt alleen collectieve actie in stevige organisaties, zoals politieke partijen. Dat moet dan maar.