Doodziek van eenzaamheid: Jeannine herkende haar moeder na zes weken niet meer
Zes weken geleden was de moeder van Jeannine van der Heijden nog een levendige, welbespraakte vrouw in een verzorgingshuis. Als ze eindelijk langs mag, ziet Jeannine dat het langdurige isolement haar moeder heeft gebroken.
Als Jeannine van der Heijden afgelopen woensdag de kamer van het verzorgingshuis binnenkomt, ziet ze haar moeder Lenie (94) liggen op bed. Onbeweeglijk. Haar ogen zijn dicht.
Ze beschrijft hoe ze samen met de verzorgende op haar moeder afloopt en hoe die hard roept. ‘Hallo mevrouw Van der Heijden. Hallo. Uw dochter is hier.’
Geen reactie.
De verzorgende pakt haar moeder bij haar schouders. Ze schudt zachtjes aan haar, praat tegen haar, roept tegen haar, minutenlang. Maar niets heeft effect. Haar moeder ligt daar, met open mond en ze is weg van de wereld. Al een week lang eet en drinkt ze nauwelijks meer.
Zes weken geleden was Lenie van der Heijden nog een levendige, welbespraakte vrouw in een verzorgingshuis die geregeld lunchte met haar familie. Eentje met het hart op de tong. Ze merkte dat de jaren gingen tellen: ze vergat wel eens een portemonnee of iets anders. Maar ze volgde het nieuws, voerde gesprekken met haar kinderen over de wereld, over het leven. Altijd was ze nieuwsgierig naar haar kleinkinderen. En ze liep, met een rollator.
Maar na zes weken eenzaamheid vond Jeannine van der Heijden afgelopen woensdag haar moeder naar eigen zeggen dus zo terug.
‘We denken’, zegt Van der Heijden, ‘dat ze is weggekwijnd.’
In de afgelopen zes weken mocht er geen enkel familielid bij haar op bezoek. Vanwege corona. Vanwege de protocollen.
Aan de Volkskrant beschrijft ze wat ze de afgelopen tijd met haar moeder meemaakte.
Bezoek
Het bezoek dat ze die woensdag aan haar moeder brengt is eenmalig, zo heeft de zorgmanager beslist.
Ruim een uur zit Van der Heijden die ochtend naast het bed van haar moeder. Ze houdt haar hand vast en praat, in de hoop dat ze er iets van hoort. ‘Net alsof ze al weg is’, denkt ze soms.
Maar net als ze bijna weg moet, doet haar moeder ineens haar ogen open, vertelt ze.
‘Wie ben jij?’, mompelt haar moeder.
‘Mama, ík ben het, Jeannine’, zegt ze.
Even is haar moeder stil. ‘Dat weet ik wel’, zegt ze met krakende stem. ‘Maar ik weet niet meer wie ik ben.’
Voordat haar dochter kan reageren, zakt ze weer weg, vertelt Van der Heijden. En wordt ze weer onbereikbaar. Niemand die haar dan nog bij bewustzijn krijgt.
In het verslag zal de verpleging later schrijven ‘mevrouw eerst sliep’, maar dat ze ‘later toch samen hebben kunnen praten’.
Goed mens
Jeannine van der Heijden heeft een foto van haar moeder die een paar weken voor de lockdown is gemaakt. Lachend kijkt ze recht in de camera. De blik is helder. Ze herinnert zich nog wat haar moeder zei. Ze praatten over de vraag of er iets zal zijn na de dood, zoals ze wel vaker deden. ‘Ben ik een goed mens geweest?’, heeft haar moeder gevraagd.
Het is 19 maart als haar leven omslaat. Op die dag gooit de minister de verpleeg- en verzorgingshuizen per direct op slot voor familieleden. ‘Mijn broer, die haar elke dag bezocht, belde me en zei: ik stond voor de deur en ik ben gewoon weggestuurd.’
Afscheid nemen kan dan al niet meer.
‘De boodschappen moesten we achterlaten op een tafeltje buiten. In een tasje, voorzien van naam en kamernummer’, zegt Van der Heijden.
Haar broer gaat nog een paar keer zwaaien naar hun moeder. Vanaf de grond buiten ziet hij nog net een paar grijze haren in het raam verschijnen op de derde verdieping. Meer niet.
Ze proberen te bellen, maar dat loopt steeds moeizamer. ‘Mijn zus vertelde aangedaan dat mijn moeder haar na twintig seconden gewoon weg had gedrukt.’
Van der Heijden informeert bij het verzorgingshuis of haar moeder haar gehoorapparaat nog wel in heeft. ‘De verzorgende zei: haar gehoorapparaat? Ze klonk verbaasd. Op de achtergrond hoorde ik mijn moeder zeggen dat het kapot was. Ik legde de verzorgende uit dat de batterijen op waren, dat ze vervangen moeten worden met een pincetje. Mijn broer deed dat altijd. Ze beloofde het te doen, maar eigenlijk weten we niet goed of dat ook echt is gebeurd.’
Ze voelen zich machteloos, vertelt ze. Wat gebeurt er precies met hun moeder?
‘De verzorgenden deden echt heel erg hun best’, zegt Van der Heijden. ‘Ik kan sinds deze week hun verslagen digitaal inzien. Maar soms vraag ik me wel af: schrijven ze het niet te mooi op? Zodat we ons fijner voelen? Tijdens één gesprek merkte ik dat mijn moeder een gebeurtenis van vijf minuten daarvoor alweer totaal vergeten was. In het verslag las ik later dat ze alert en aanspreekbaar was geweest.’
Tijdens het laatste beeldgesprek krijgt ze door dat haar moeder soms hallucineert. ‘Ze dacht dat ze opgehaald zou worden door haar broer, die al vijftig jaar dood was. Ook was ze ervan overtuigd dat ik beneden bij de deur stond te wachten.’
Gaandeweg krijgt ze verontrustende telefoontjes. ‘Dan vroegen ze me bijvoorbeeld toestemming om haar scootmobiel of rolstoel weg te doen. Ze verwachtten niet dat ze die nog nodig zou hebben.’
Doorligwond
Geen enkele bewoner in het verzorgingshuis raakt besmet, maar de regels blijven van kracht. Wel mag Van der Heijden sinds anderhalve week beeldbellen met haar moeder.
De eerste keer schrikt ze.
Het is weken geleden dat ze haar zag. De zilverwitte haren van haar moeder hangen in slierten naast haar gezicht. Ze ligt hele dagen op bed en wil er niet meer uit. Wel herkent ze haar dochter nog op de telefoon. ‘Toen ze me zag, liepen de tranen over haar wangen’, vertelt Van der Heijden. ‘Ze bleven maar komen.’
Dan ziet ze ineens het personeel in beeld. ‘De ergotherapeut, de activiteitenbegeleidster, de technicus. Drie man. Terwijl wij al zo lang niet bij haar waren geweest. Ik moest me inhouden om niet mee te gaan huilen.’
‘Ik kreeg te horen dat mijn moeder een doorligwond had ontwikkeld. Het hele appartement rook ernaar. Ook vertelden ze me dat ze al een week een katheter had.’
Aan het eind richt ze zich tot haar moeder.
‘Och mam’, zegt ze. ‘Beeld je maar in dat ik een arm om je heen sla en dat ik je een dikke knuffel geef.’
Van der Heijden: ‘Op dat moment zag ik de activiteitenbegeleidster een arm om haar heenslaan en haar vastpakken. Eerlijk: ik zou het ook hebben gedaan en het was ook goed. Maar het raakte me zeer.’
Door dit telefoontje valt het kwartje, zegt Van der Heijden. ‘Ik dacht: mijn moeder ligt hier dood te gaan. Te sterven aan verlatenheid. Aan afzondering. Aan eenzaamheid. En ik kan er niet voor haar zijn.’
Wanhopige mail
Ze stuurt een wanhopige mail naar de zorgmanager. Maar die houdt voet bij stuk: bezoek is niet mogelijk, dat zijn de regels.
Van der Heijden belt en mailt – samen met haar familie doet ze alles om haar moeder in levenden lijve te kunnen zien. Tijdens een tweede keer beeldbellen raakt ze nog ongeruster. Als de verzorgende de telefoon voor het hoofd van haar moeder houdt, begroet ze haar zoals altijd.
‘Mama’, zegt Van der Heijden. ‘Hoe is het?’ ‘Hmmm… eh..gggh’, zegt haar moeder.
Nu komt ze helemaal niet meer uit haar woorden. Op een foto die van het gesprek is gemaakt, is te zien hoe ze nauwelijks meer lijkt op de mooie, verzorgde vrouw van zes weken daarvoor.
Het is de dochter van Van der Heijden die met het idee komt van de ‘verrassingsvraag’. ‘Ze vroeg de zorgmanager of het haar zou verbazen als mijn moeder binnen een week zou kunnen komen te overlijden. Het antwoord was: nee.’
Daarna gaat het verzorgingshuis toch overstag: ze mogen hun moeder eenmalig zien.
Maar het bezoek neemt hun ongerustheid niet weg. Integendeel. Ze hebben het idee dat het elk moment afgelopen kan zijn. ‘Mijn moeder heeft geen corona’, zegt Van der Heijden. ‘Ze is niet dement. Ze is niet dodelijk ziek. Maar ik durf wel te stellen dat ze nu in een terminale fase zit. Mijn broer zei: ze heeft het opgegeven.’
‘Ik kan het niet bewijzen’, zegt ze. ‘Maar we hebben sterk het gevoel dat dit zonder deze isolatie nooit gebeurd zou zijn.’
Ze vertelt haar verhaal om andere families te steunen die hun geliefden niet meer mogen zien, zegt Van der Heijden. Zelf kreeg ze na hevig aandringen voor elkaar dat er om de dag iemand mag komen.
‘Ik neem de verzorgenden niets kwalijk’, zegt ze. ‘Ik zie hoe ongelooflijk hard ze werken. Ik neem ook het verzorgingshuis zelf niets kwalijk. Maar ik richt me wel tot de politiek. Ik begrijp dat je wil voorkomen dat corona binnenkomt, maar de mensen uit de verpleeg- en verzorgingshuizen zijn gewoon de laatsten naar wie er in de maatschappij wordt gekeken. Als je op zo’n hoge leeftijd zo lang verstoken bent van contact, dat is onmenselijk.’
‘Als je corona in het verpleeghuis hebt, is dat domme pech’
Nienke Nieuwenhuizen, voorzitter van de vereniging van specialisten ouderengeneeskunde Verenso, is ‘verrast’ door het plan van minister De Jonge van Volksgezondheid om vanaf 11 mei een eerste groep verpleeghuizen met geen of weinig besmettingen weer voorzichtig te openen voor bezoekers.
Arts Coen Feron vocht voor het leven van coronapatiënten. En toen belandde hij zelf op de ic
Coen Feron (28), anesthesioloog in opleiding, is volop bezig met het redden van coronapatiënten als hijzelf besmet blijkt te zijn. Zijn grote angst wordt werkelijkheid, hij moet kunstmatig beademd worden. Toch neemt zijn leven pas echt een wending als hij zijn ogen weer opent.
Als de maskers afgaan, spreken de gezichten
Ze zijn al vanaf het begin van de coronacrisis aan het werk, deze artsen en verpleegkundigen van het Bernhoven in Uden en het Amphia in Breda. Als ze uit hun dienst komen, hebben ze de striemen vaak nog in het gezicht. Ze werken op de ic. Of op de covidafdeling. Maar wat het meeste opvalt, zijn hun ogen. En hun verhalen. Die er soms zomaar uitrollen.