Direct naar artikelinhoud
Opinie

Drie (drog)redenen voor politieke benoemingen

Sofie Hennau.Beeld rv

Johan Ackaert & Sofie Hennau zijn politicologen aan de Universiteit Hasselt 

en

De strubbelingen rond de aanduiding van de opvolgers van Marcia De Wachter (als directeur van de Nationale Bank) en Jan Briers (als gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen) bewijzen het: politieke benoemingen zijn terug van nooit weggeweest in België. En wetende dat aan het einde van een zittingsduur van een regering partijgetrouwe medewerkers op menig kabinet worden ‘gepromoveerd’ naar een meer ‘zeker’ bestaan in de administratie, valt nog een en ander te beleven.

Allemaal in weerwil van pogingen om de aanstellingsprocedures te objectiveren. Bovendien is de samenleving de voorbije decennia dermate gewijzigd dat vroegere (drog)redenen om die benoemingen te legitimeren verder aan belang inboeten.

Johan Ackaert.Beeld Tim Coppens

1. ‘Politieke benoemingen zijn een conditio sine qua non voor het welslagen van de pacificatiepolitiek.’

We confronteren u graag met een quote van toenmalig premier Leterme. Die stelde in juli 2008 dat de limieten van het Belgische overlegmodel waren bereikt. Was deze uitspraak misschien geldig om de tanende slagkracht van 's lands consensuspolitiek te duiden, dan gaat ze veel minder op voor een van de vitale onderdelen die dit politiek model draaiende hielden: politieke benoemingen. 

Deze benoemingen vervulden in het verleden twee functies. In de eerste plaats gaven ze politieke partijen de tools om de achterban te laten meegenieten van regeringsparticipatie: de politieke variant van wat vandaag customer relationship management heet. Daarnaast boden ze partijen de handvaten om de uitvoering van het regeerbeleid ‘tot op de werkvloer’ te controleren en bij te sturen. 

Hamvraag is of beide functies vandaag nog een realistische invulling krijgen. Voor die eerste luidt het antwoord neen. Niet alleen is de overheid aanzienlijk afgeslankt (waar is de tijd dat politici jobs bij Sabena prominent in hun electorale etalage konden zetten?), ook is de vrijheid waarmee politici door het personeelsbeleid van de overheid dribbelen, ingeperkt. Ter illustratie: waar voorheen een meerderheid in de gemeenteraad volstond voor de aanstelling van gemeentepersoneel, moet nu worden aangetoond dat de voorgedragen kandidaat de vereiste competenties beter benadert dan andere kandidaten.

Al zijn er uitzonderingen, politieke benoemingen als vorm van klantrelatiebeheer zijn op hun retour. Die benoemingen lijken wél nog efficiënt om politieke controle uit te oefenen. Tenminste, waar het gaat over pakweg het interne reilen en zeilen van de Nationale Bank. Maar of Steven Vanackere (of een ander) straks grip zal hebben op ons monetair beleid, is een andere kwestie. Idem dito voor de Oost-Vlaamse gouverneurskwestie. De neutraliteit vereist van hen een strikte politieke kleurloosheid. Gouverneurs slagen in regel als geen ander in de transformatie van een politicus tot een politiek geslachtsloos wezen.

2. ‘Politieke benoemingen zijn een laatste redmiddel om erover te waken dat de administratie een duurzame afspiegeling vormt van de samenleving.’ 

Deze premisse is misschien geldig voor zover deze betrekking heeft op de partijpolitieke afstemming tussen overheid en samenleving. Toen de Belgische Werkliedenpartij in 1916 voor het eerst toetrad tot de regering en werd geconfronteerd met een oerconservatieve administratie, was dit allicht een terechte verzuchting. Vraag is in welke mate deze afspiegeling vandaag nog relevant is. 

Het systeem van politieke benoemingen slaagde er vooralsnog niet in om gendergelijkheid te realiseren aan de top van het overheidsapparaat. Uitzonderingen bij onder meer de NMBS en Proximus nemen niet weg dat de totale afwezigheid van een vrouw in het directiecomité van de NBB tenenkrullend is. En dan hebben we het (nog) niet over diversiteit naar etnisch-culturele achtergrond.

3. ‘Schaf de politieke benoemingen af en alle problemen zijn opgelost.’ 

Jammer genoeg niet. Politieke benoemingen vormen slechts een van de (wan?)smaakmakers voor de kwaliteit van de politiek-ambtelijke verhoudingen in overheden. 

Andere zijn onder meer de rol van kabinetten (niet alleen centraal, maar ook in een aantal centrumsteden), de autonomie en verantwoordelijkheid die de administratie wordt toebedeeld in beleidsvoorbereiding en -evaluatie en het eigenzinnig optreden van uitvoerende politici (zowel centraal als lokaal) in de administratie. Ook daar vallen nog heel wat bomen over op te zetten. We wensen toekomstige bestuursploegen heel veel creativiteit toe.