Direct naar artikelinhoud
Meer asielzoekers duiken onder

Marina vluchtte met haar dochter uit de asielopvang. Want terug naar Armenië gaat ze ‘nooit’

Een toenemend aantal uitgeprocedeerden ontvlucht de opvang om uitzetting te voorkomen. Zoals Marina, die met haar dochter (12) op een schuiladres in Utrecht verblijft. Als Armeniërs maken ze vrijwel geen kans op een verblijfsvergunning.

De Armeense Marina en Sofi verblijven op een schuiladres in Utrecht. Ze willen onherkenbaar blijven.Beeld Guus Dubbelman

‘Het was zo stressvol’, zegt de 34-jarige Marina (niet haar echte naam) uit Armenië. Ze doelt op de periode dat ze met haar dochter in de gezinslocatie in Den Helder woonde, voor uitgeprocedeerde gezinnen met minderjarige kinderen.

De politie kwam wekelijks langs. Bewoners werden in de boeien geslagen en afgevoerd naar een detentiecentrum. Daarna volgde een enkele rit naar het land van herkomst. Sommigen verzetten zich. Ze hielden zich aan de trapleuning vast en krijsten. Een ­geluid dat Marina, die zegt te zijn ­gevlucht voor haar gewelddadige ex-man, nooit zal vergeten.

‘Ik bleef ’s nachts wakker uit angst dat de politie langs zou komen. Ook was ik altijd bang dat mijn dochter meegenomen zou worden als ik er even niet was’, zegt ze, terwijl ze haar handen om een kop dampende thee klemt. Haar nagels zijn keurig gelakt.

Naast haar zit haar 12-jarige dochter Sofi. Een doodgewone puber. Ze doet aan hiphopdansen en is geliefd op school. Als ze lacht, wordt haar beugel zichtbaar.

De angst voor detentie en uitzetting is zó groot dat steeds meer uitgeprocedeerden het voorbeeld van Marina en Sofi ­volgen: ze verlaten de gezins­locaties en belanden in de illegaliteit. Daarnaast is er naar schatting een kleine groep die uit Nederland is vertrokken zonder dit aan de autoriteiten te melden. Vorig jaar ‘verdwenen’ 360 mensen uit de opvangadressen, onder wie 210 minderjarigen – een toename van 20 procent ten opzichte van het jaar daarvoor.

Huize Agnes

In de zomer van 2015, vroeg in de ochtend, verdwenen Marina en Sofi geruisloos uit de gezinslocatie. Marina had haar actie goed voorbereid. Ze had op internet gelezen over Huize Agnes, een opvanghuis in Utrecht dat tijdelijk onderdak biedt aan vrouwen en kinderen zonder geldige verblijfs­papieren. ‘Maar toen ik aanklopte zeiden ze: er is geen plek. Ik moest huilen. Waar moesten we naartoe?’

Twee nachten verbleven moeder en dochter in een hotel. Daarna konden ze terecht op een zolderkamer bij een gastgezin in Nieuwegein. Na een jaar was er alsnog plek in Huize Agnes, waar ze nu ruim twee jaar wonen. De rust is teruggekeerd. ‘De politie kan niet meer elk moment langskomen’, zegt Marina, zichtbaar opgelucht.

In Huize Agnes wonen zestien vrouwen en twaalf kinderen, verdeeld over drie huizen. De adressen zijn niet terug te vinden op internet, om te voorkomen dat de vrouwen lastig worden gevallen door ex-partners.

Waar uitgeprocedeerde volwassenen zijn overgeleverd aan de sobere bed-bad-broodvoorzieningen, treffen ­gezinnen het doorgaans beter. Zij kunnen rekenen op de hulp van kerken en stichtingen, die onderdak regelen bij gastgezinnen of zelf opvang bieden. ­Financiering gebeurt met behulp van giften, veelal vanuit de geloofsgemeenschap. Soms verstrekt de gemeente subsidie.

Zo ondersteunt de gemeente Utrecht Huize Agnes. Daar zijn wel voorwaarden aan verbonden: onder meer dat alleen bewoners met ‘regiobinding’ (die eerder in een azc in de buurt verbleven) mogen worden opgevangen. En dat er nog een juridische mogelijkheid voor een verblijfsstatus moet zijn.

‘De meest kwetsbare vrouwen’

‘In Huize Agnes wonen de meest kwetsbare vrouwen’, zegt woonbegeleider Marcia van de Kerkhof, die bij het interview met Marina aanwezig is. Journalisten zijn er niet welkom. Het gesprek vindt plaats in een café. ‘Ze komen uit Sierra Leone, Armenië, Angola, Nigeria, Madagaskar. Ik zie veel slachtoffers van huiselijk geweld en mensenhandel.’

Volwassen inwoners krijgen wekelijks 50 euro leefgeld, kinderen 35 euro. Net genoeg voor boodschappen. Wie meer wil, moet dit zelf bekostigen. De meeste inwoners klussen zwart bij. Vooral schoonmaakwerk is populair.

De noodzaak om te werken is er niet, want ook zonder extra inkomsten is er ruimte voor dagbesteding. Huize Agnes heeft hiervoor een potje, gevuld met geld uit fondsen, waarmee de hiphoples van Sofi en de computer- en zwemles van Marina wordt betaald. ‘Onze ervaring is dat remigratie een grotere optie wordt als je mensen actief blijft ontwikkelen’, verklaart Van de Kerkhof. ‘Zodra ze passief worden, gebeurt er niets meer.’

‘Gespreid bedje’

Hulp bieden aan uitgeprocedeerden is al jaren een heikel onderwerp in politiek Den Haag. De illegaliteit zou worden bevorderd door mensen zonder verblijfsrecht een ‘gespreid bedje’ te bieden. Onlangs werd besloten dat uitgeprocedeerde volwassenen alleen nog gebruik mogen maken van de bed-bad-broodvoorzieningen als ze vrijwillig meewerken aan terugkeer naar het land van herkomst.

Ook uitgeprocedeerde gezinnen met kinderen moeten terugkeren, vindt staatssecretaris Mark Harbers (Asiel).  Volgens hem gaat het mis aan de kant van de ouders, die na een afwijzing jarenlang door blijven procederen. De kinderen raken intussen zo geworteld dat terugkeer inhumaan wordt, zoals de breed in de media uitgemeten zaak van Lili (12) en Howick (13) vorig jaar liet zien. De perfect geïntegreerde en wel­bespraakte Armeense asielkinderen verbleven al ruim tien jaar in Nederland en werden na toenemende maatschappelijke druk op het nippertje niet uitgezet.

Hiermee is niet gezegd dat de naar schatting 740 kinderen die in een vergelijkbare situatie als Lili en Howick verkeren óók mogen blijven, maakte Harbers nadien duidelijk. ‘Kinderrechten zijn geen doorslaggevend argument’, zei hij in een interview met de Volkskrant. ‘Hoe pijnlijk ook: het is verstandiger om een toekomst op te bouwen in het land van herkomst.’

Liftend naar Nederland

Marina heeft hier geen boodschap aan. Ze gaat niet terug naar Armenië. ‘Nooit’, zegt ze vastberaden. Over de reden van haar vertrek naar Nederland negen jaar geleden wil ze weinig kwijt. Ze mompelt iets over haar ex-man, die gewelddadig was, en gokverslaafd. De schulden die hij maakte werden door zijn vrienden – ‘maffia-lui’ – bij haar opgeëist. ‘Het was niet meer veilig voor mij. Ik heb er een trauma aan overgehouden.’

Per auto liftte ze naar Nederland. Haar kleuterdochter bleef achter bij haar ouders, die de zorg op zich namen. Het idee was om haar dochter over te laten komen zodra ze een verblijfsvergunning op zak had, maar haar aanvraag werd tot twee keer toe afgewezen. De IND beschouwt Armenië als een veilig land. Bijna alle aanvragen uit het land (90 procent) worden afgewezen.

Toch liet Marina haar dochter overkomen, in de hoop dat dit voor de IND een reden zou zijn om alsnog een verblijfsvergunning te verstrekken. Sofi was 7 jaar toen ze, eveneens per auto, dezelfde weg als haar moeder aflegde.

Eenmaal in Nederland integreerde ze snel. Ze ging naar school op het terrein van de gezinslocatie in Den Helder en werkte zich op tot veelbelovende leerling. ‘Rekenen is mijn lievelingsvak’, zegt ze met een verlegen glimlach. Haar leraar opperde dat ze makkelijk het vwo zou aankunnen.

Toen volgde de derde afwijzing. Marina raakte in paniek en besloot de gezinslocatie te verlaten om een gedwongen uitzetting te voorkomen. Vanuit Huize Agnes procedeert ze verder. Ze hoopt nu op een verblijfsvergunning op basis van humanitaire gronden.

Als dat niet lukt, is er nog het kinderpardon, bedoeld voor uitgeprocedeerde kinderen die al vijf jaar in Nederland verblijven en te geworteld zijn om terug te keren. De praktijk leert dat deze route vrijwel kansloos is: de afgelopen jaren kreeg slechts een handjevol gezinnen een verblijfsvergunning op basis van het kinderpardon. Een voorwaarde om in aanmerking te komen is namelijk dat het gezin actief heeft meegewerkt aan terugkeer. Gezinnen die herhaaldelijk procederen plaatsen zichzelf buitenspel.

Marina denkt liever niet aan de mogelijkheid dat ze misschien wel nooit een verblijfsvergunning krijgt. Er is nog hoop. Maar ze weet ook: als er meer ­afwijzingen volgen, dan zal ze Huize ­Agnes moeten verlaten. Een beangstigend idee.

‘Waar kan ik heen?’, vraagt ze. ‘Ik heb weleens aan zelfmoord gedacht, maar ik heb een kind. Ik moet er voor haar zijn. De rechter vroeg: als je aan zelfmoord dacht, waarom heb je dit dan niet gedaan?’ Ze neemt een slok van haar thee. ‘Weet je wat het is’, zegt ze dan. ‘Ik ben al negen jaar in Nederland. Als ik terugga, dan is dit allemaal voor niets geweest.’

Armeniërs laten zich niet zomaar uitzetten

Armeense gezinnen staan onder hulpverleners bekend als hardnekkig: ze laten zich niet zomaar uitzetten. Een mooie toekomst voor hun kinderen staat voorop. En die is er niet in hun thuisland, waar corruptie en armoede heersen.

De afgelopen jaren verbleven ongeveer zevenhonderd Armeniërs op opvanglocaties voor uitgeprocedeerde gezinnen, blijkt uit cijfers van de Dienst Terugkeer en Vertrek uit september vorig jaar. Iets meer dan de helft, 389 Armeniërs, is daar inmiddels weg. 15 procent vertrok zelfstandig, 21 procent gedwongen. Het overgrote deel – 64 procent – bevindt zich op een onbekende bestemming.

Guyonne Metsers, juridisch medewerker van de Stichting Uitgeprocedeerde Vluchtelingen (STUV) in Leiden, heeft weleens moeite met Armeense gezinnen die na vertrek uit een gezinslocatie voor hulp aankloppen. ‘Het is natuurlijk niet fijn in Armenië en ik snap best dat ouders een betere toekomst voor hun kinderen willen, maar daar is de asielroute niet voor bedoeld. We zien hier veel schrijnender gevallen. Afgewezen eenoudergezinnen uit Congo bijvoorbeeld, voor wie het écht moeilijk is om terug te keren.’

Uit recent onderzoek van Solid Road, een organisatie die uitgeprocedeerde Armeense gezinnen begeleidt bij vrijwillige terugkeer, blijkt dat fraude onder Armeense asielzoekers geregeld voorkomt. Bij aankomst worden verkeerde namen opgegeven, er worden ziektes geveinsd of gedreigd met zelfmoord. ‘Vaak hebben ze bij aankomst al een visitekaartje van de psycholoog bij zich’, zegt een van de geïnterviewde hulpverleners. ‘In Armenië hebben ze blijkbaar al informatie gekregen van een instantie die psychosociale hulp biedt aan vreemdelingen.’

Volgens Martine Goeman van Defence for Children is de werkelijkheid weerbarstiger. ‘Er is daar geen oorlog zoals in Afghanistan, maar als je kanker hebt en geen geld, word je niet geholpen. Mensen leven in grote armoede, er is nauwelijks werk.’

In 2017 reisde ze met een aantal onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen naar Armenië af om gezinnen te interviewen die zijn teruggekeerd. Veel kinderen kampen met psychische problemen, sommigen gaan niet naar school omdat ze door de taalachterstand niet worden toegelaten.

Uit het rapport: ‘Ze zijn somber, boos, hebben verminderde eetlust of eetproblemen, ze hebben moeite met slapen, ze zijn moe en hebben hoofd- en buikpijn.’ En: ‘Andere kinderen plassen sinds de terugkeer weer in hun broek of in bed.’

Volgens orthopedagoog Elianne Zijlstra van de Rijksuniversiteit Groningen is het kwalijk dat de belangen van kinderen niet worden meegewogen bij een beslissing of een gezin in Nederland mag blijven. ‘Per individueel geval moet worden gekeken welke consequenties terugkeer heeft op de ontwikkeling van kinderen. Het ene gezin zal zich redden, het andere niet. Dat heeft onder meer te maken met de leeftijd van de kinderen, maar ook met het netwerk van een gezin. In alle gevallen geldt dat dat je kinderen niet kunt laten opdraaien voor de keuzes die hun ouders maken.’

Steeds meer asielkinderen verdwijnen uit de opvang om uitzetting te voorkomen

In een poging uitzetting naar het land van herkomst te voorkomen zijn vorig jaar 360 asielzoekers, onder wie 210 minderjarigen, uit de opvanglocaties voor gezinnen verdwenen. Dat is een toename van 20 procent ten opzichte van het jaar daarvoor.