Oud-dutchbatter in Srebrenica wil veteranen helpen hun trauma een plek te geven
Srebrenica
Een slingerende weg, de laatste kilometer zonder asfalt, voert naar de woning van Rob Zomer (50). Hemelsbreed slechts een kilometer verwijderd van de compound van Dutchbat III en van de begraafplaats van Potocari, maar dat moet je weten, je ziet er niets van. ‘Bergen, natuur en rust’, is het antwoord van Zomer op de vraag waarom hij naar deze plek is verhuisd. Dat het een opmerkelijke keuze is voor een veteraan met zoveel herinneringen hier, begrijpt hij ook wel.
vredesmars
In 2008 ging Zomer voor het eerst terug naar Srebrenica om de Mars Mira te lopen. Een vredesmars van drie dagen. Deelnemers lopen de route terug die in 1995 werd afgelegd door de mannen die Srebrenica moesten ontvluchten.
‘Tijdens die tocht was ik in gedachten veel bezig met die mensen: de omstandigheden waren zwaar, hun situatie uitzichtloos. Ik kreeg toen een mega-flashback. In de dagen van de val van Srebrenica ben ik, lopend te midden van de mensenmassa, naar de compound van Dutchbat gegaan. Onderweg kreeg ik baby’s in mijn handen gedrukt. Ik heb geprobeerd oude mensen van de weg te halen, maar het lukte me niet. En ik wist dat niemand anders ze mee zou nemen. Bij die herinnering flipte ik helemaal.’
Maar Zomer realiseerde zich in 2008 ook dat alles wat hij nodig had hier in Srebrenica te vinden was. ‘Een paar maanden later ben ik alleen met m’n rugzak op pad gegaan om alle plekken te bezoeken waaraan ik indringende herinneringen had. Hoe zou ik daarop reageren? Dat waren drie heftige weken, maar ik kon er wel mee omgaan.’
Een van die herinneringen voerde hem terug naar de compound van Potocari. ‘Die hal zat helemaal vol met mensen. Tegenwoordig is daar een expositie, maar nog altijd als ik er binnenloop ruik ik het, zie ik het en hoor ik alles weer.’ Terwijl Zomer tijdens die dramatische dagen water uitdeelde aan de vluchtelingen, kreeg hij een baby in zijn armen gedrukt. ‘Ik zag meteen dat het niet goed ging met het kindje. Nog voordat ik bij het noodhospitaal aankwam, voelde ik het leven uit dat lijfje lopen. Vervolgens moest ik het kindje begraven. Helaas heb ik dat nooit aan de moeder kunnen vertellen, want in die mensenmassa kon ik haar niet meer vinden. Pas een paar jaar geleden, nadat ze het graf opengemaakt hebben en het kindje hebben herbegraven, hoorde ik dat het een meisje was en dat ze Fatima heette. Ik zou de moeder graag willen ontmoeten. Dat vind ik doodeng, want ik ben de laatste die haar baby’tje levend heeft vastgehad. Maar ik wil haar graag vertellen dat ik haar dochtertje met respect begraven heb.’ Toen Zomer aankondigde definitief te gaan verhuizen naar Srebrenica kreeg hij internationaal veel media-aandacht. Van de plannen die hij tien jaar geleden had, heeft hij lang niet alles kunnen realiseren. ‘Ik wilde hier iets betekenen voor de mensheid. Want het is een gebied in opbouw en ik wilde mensen helpen, bijvoorbeeld met het opstarten van een eigen bedrijf. Maar ik heb het idee dat hier zoveel donaties zijn geweest, dat mensen niet meer willen werken. Door geld te geven help je ze alleen maar verder de nesten in. Het heeft de mentaliteit van de mensen geen goed gedaan.’
Wie je het ook vraagt, vrijwel iedereen benoemt dat boven Srebrenica een donkere wolk hangt. Een groot aantal huizen staat leeg en onder de bevolking komt depressie veel voor.
dezelfde taal
Terwijl Zomer nog bezig was met de bouw van zijn huis, klopten andere oud-Dutchbatters al bij hem aan voor advies. Ze waren benieuwd hoe het was in Bosnië. En hoe dacht de bevolking over de Dutchbatters? Of ze vroegen naar overnachtingsplekken, voor als ze een bezoek aan Srebrenica wilden brengen. Dat bracht Zomer op het idee van een bed & breakfast: Zomerrust. ‘De jongens kunnen hier terecht. Ik zit ver van de bewoonde wereld af, dus als hier iemand in tranen is, ziet niemand dat. En bij mij kunnen ze hun verhaal kwijt, want ik was er ook bij.’
Zomer vertelt dat hij niet goed over zijn gevoel kan praten, maar dat dat met veteranen onderling anders is. ‘We spreken dezelfde taal.’ Zo’n veertig veteranen met aanhang komen jaarlijks bij Zomer overnachten. Het uitzicht op de bergen zorgt ook voor een vakantiegevoel. De honden Lisa en Medda brengen gezelligheid, wie zin heeft kan helpen bij het schapenscheren en met een beetje geluk is er een pasgeboren geitje. Er is geen ander geluid te horen dan dat van de dieren. Juist dezer dagen, rond de herdenking, heeft Zomer veel gasten. Terwijl het volgens hem juist niet het goede moment is om naar Srebrenica te komen, zeker als een voormalig Dutchbatter dat voor het eerst doet. ‘Die hele 11e juli zorgt voor één grote flashback. Er staan misschien wel honderd touringcars in het weiland opgesteld, 40.000 mensen lopen hier rond en trappen elkaar op de hielen. Het is warm, zo’n 40 graden.’
En vaak komt de schuldvraag voorbij. Volgens Zomer zijn er juist bij de herdenking mensen aanwezig die zich negatief uiten. Reacties zoals je die van de plaatselijke bevolking juist niet hoort. ‘De overlevenden die hier wonen, zeggen letterlijk: “Dankjewel dat je hier was. Jullie hebben je best gedaan.” Dat is voor de jongens die hier komen echt goud. Zo kan ik veteranen helpen, al kan ik hun problemen natuurlijk niet oplossen. Ik kan hen helpen hun trauma een plek te geven.’ <