Direct naar artikelinhoud
Psychologie

Kan je sterker worden door een burn-out of trauma?

Kan je sterker worden door een burn-out of trauma?
Beeld Fadi Nadrous

‘Wat me niet doodt, maakt me sterker’, schreef Nietzsche ooit. Kun je dan ook sterker worden door een burn-out of trauma? Ja, zegt de wetenschap van posttraumatische groei, soms kan dat.

Drie jaar na de scheepsramp met de Herald of Free Enterprise was Stephen Joseph hoogst verbaasd toen hij de uitkomsten van zijn vragenlijst voor overlevenden onder ogen kreeg. Hij had bij wijze van experiment een vraag toegevoegd: Is sinds de ramp uw kijk op het leven veranderd, en zo ja, in positieve of in negatieve zin?

Een paar maanden na het kapseizen van de veerboot was Joseph betrokken geraakt bij een onderzoek naar de psychische gesteldheid van de overlevenden. De Britse veerboot vertrok op vrijdag 6 maart 1987 richting Dover, maar sloeg om vlak voor de kust van Zeebrugge. De tragedie was groot: 193 van de 539 opvarenden kwamen om het leven.

Al gauw werd het Institute of Psychiatry ingeschakeld voor hulp aan de overlevenden. Velen kampten met ernstige klachten: herinneringen aan de ramp bleven zich opdringen, ze hadden last van concentratieproblemen, slapeloosheid en spanningen, allemaal symptomen die passen bij het posttraumatisch stresssyndroom (PTSS).

Joseph, tegenwoordig hoogleraar psychologie aan de universiteit van Nottingham, maakte destijds deel uit van het team dat psychische hulp bood en onderzoek deed naar wat trauma op de lange termijn met mensen doet. In zijn boek ‘De kracht van tegenslag’ beschrijft hij gesprekken die hij voerde met de overlevenden. Hij zag dat velen van hen het leven moeilijk aankonden na de ramp.

Maar hem viel ook iets anders op. Sommigen meldden positieve veranderingen. Ze hadden betere relaties gekregen met mensen om hen heen en ze waardeerden het leven in grotere mate. Daarom besloot hij drie jaar na het ongeluk de vragenlijst iets aan te passen door die ene vraag toe te voegen: is sinds de ramp uw kijk op het leven veranderd, en zo ja, in positieve of in negatieve zin? Maar liefst 43 procent van de ondervraagden meldde positieve verandering.

Groei ontstaat door de worsteling

In de Verenigde Staten kwamen psychologen in de jaren negentig tot vergelijkbare bevindingen. Lawrence Calhoun en Richard Tedeschi bedachten er zelfs een term voor: posttraumatische groei. Ze beschreven vijf gebieden waarop slachtoffers na een trauma positieve veranderingen zien: sterkere relaties met anderen, het ervaren van nieuwe mogelijkheden, toegenomen persoonlijke kracht, spirituele verandering en waardering voor het leven. 

Die groei ontstaat niet direct door een traumatische gebeurtenis, maar door de worsteling die op gang komt na die ervaring, zegt Ernst Bohlmeijer, hoogleraar geestelijke gezondheidsbevordering aan de Universiteit Twente. “Als je iets traumatisch meemaakt, wordt je wereldbeeld opgeschud. Het is een aardverschuiving in je denken, in hoe je naar het leven kijkt.”

Op basis van die reflectie, kun je tot een herwaardering van het leven komen en een nieuwe levensfilosofie opbouwen, zegt Bohlmeijer.

Was mich nicht umbringt, macht mich stärker”, schreef Nietzsche in zijn boek ‘Afgodenschemering’. Talloze liedjes en teksten echoën die boodschap. Maar is het waar? Sinds het concept posttraumatische groei zijn intrede deed in het wetenschappelijk onderzoek, heeft die vraag gewicht gekregen. Het is nogal een gedachtenverschuiving: van het idee dat ervaringen met geweld, verlies en ziekte ons verzwakken en ons ziek maken naar het idee dat we door tegenslag juist persoonlijk kunnen groeien. 

Wetenschappers, traumapsychologen en therapeuten houden er rekening mee dat posttraumatische groei bestaat. Maar er zijn nog veel vragen te beantwoorden: Hoe verhoudt de pijn van een trauma zich tot positieve uitkomsten? En waarom ervaart de één wel posttraumatische groei en de ander niet?

Betekenisverlening: hoe ga ik straks verder in mijn leven?

Mirjam Mink-Nijdam is gz-psycholoog bij ARQ Centrum ’45 en behandelt regelmatig patiënten met posttraumatisch stresssyndroom. Vluchtelingen of mensen die beroepsmatig een traumatische gebeurtenis hebben doorgemaakt, zoals politieagenten en veteranen. PTSS wordt in Nederland meestal behandeld met cognitieve gedragstherapie of de oogbewegingtherapie (EMDR), zegt Nijdam. Zelf werkt ze daarnaast met een iets minder bekende, maar ook bewezen variant: de ‘beknopte eclectische psychotherapie voor PTSS’ (BEPP).

Wat is het verschil? Cognitieve gedragstherapie gaat ervan uit dat de traumatische ervaring vooral met een verstoring van het angstsysteem te maken heeft. “Tijdens BEPP focussen we vooral op machteloosheid en het verdriet, omdat we denken dat deze emoties er eens helemaal uit moeten komen. Daarnaast richten we ons op betekenisverlening: hoe ga ik straks verder in mijn leven?”

Sterker door tegenslag

In hun coachingspraktijk besteden Greet Vonk en Anja Jongkind aandacht aan posttraumatische groei. Ze schreven er een boek over: ‘PostTraumatische Groei – sterker door ellende’, dat in maart verschijnt.

Hoe kan een coach of therapeut dit begrip inbedden in de therapie? Het gaat om een houding, zegt Vonk, om hoe je je als coach of therapeut opstelt: “Wat benadruk je en welke vragen stel je? We zijn gewend om, als iemand iets ergs is overkomen, dat negatief te benaderen.” Terwijl je je ook kunt richten op de sterke kanten van de mens, zegt Jongkind. “Er wordt te veel van uitgegaan dat je zwakker wordt van ellende.”

Een ding is belangrijk, zegt Jongkind: “Als het een ‘moeten’ wordt, dan werkt dat averechts. De introductie van groei in een traject, dat komt heel precies. Bij de meesten doe je dat pas als ze zelf lichtpuntjes zien. Als je tegen iemand die diep in de ellende zit, zegt: hier groei je uiteindelijk van, dan is het respectloos.”

Tijdens die laatste fase van de behandeling probeert Nijdam in te gaan op de mogelijkheid van posttraumatische groei door, als een patiënt erover begint, daarbij aan te sluiten. Ze noemt het voorbeeld van een man wiens kind was overleden aan wiegedood. “Hij ontdekte dat zijn emoties daarover dieper gingen dan hij eerder dacht. Dat deed hem inzien wat hij belangrijk vond in het leven. Hij legde minder de nadruk op zijn werk en meer op zijn gezin. Het laat zien hoe posttraumatische groei vorm kan krijgen.”

Nijdam deed onderzoek naar posttraumatische groei, onder meer om te zien of de BEPP-behandeling succesvoller was in het bevorderen ervan dan EMDR. Dat bleek niet het geval. Na afloop van beide behandelingen ervoeren patiënten in vergelijkbare mate posttraumatische groei en hadden ze minder PTSS-klachten dan voorheen. Wat op zich een mooi gegeven is: beide behandelingen slagen er dus in patiënten te helpen om persoonlijke groei door te maken.

Maar het blijft bijzonder: hoe kan het nu dat zoiets vreselijks als een trauma ook positieve gevolgen heeft? Nijdam: “Het valt me op dat patiënten weleens zeggen dat het leven waardevoller lijkt nu ze hebben gezien hoe kwetsbaar het is.”

Posttraumatische groei lijkt soms de klachten te verergeren

Toch komen niet uit alle studies zulke eenduidige resultaten. Onderzoeken laten soms wel zien dat posttraumatische groei leidt tot een afname van PTSS-klachten, en soms niet. Dat is verwarrend, zegt Maarten Eisma van de Rijksuniversiteit Groningen. “Het onderzoek naar posttraumatische groei heeft nog te veel beperkingen om er in behandelingen iets mee te kunnen doen”, vindt hij. Eisma heeft zich gespecialiseerd in hoe mensen omgaan met verlies, wat soms kan leiden tot PTSS of ‘vastgelopen’ rouw.

Eisma werd nieuwsgierig toen hij in zijn vakgebied steeds vaker over posttraumatische groei hoorde. Hij wilde uitzoeken of die groei de psychische klachten na een verlies vermindert en stuurde vragenlijsten naar vierhonderd mensen die in de afgelopen drie jaar een geliefde hadden verloren. Posttraumatische groei doet psychische klachten niet afnemen, ontdekte hij. “In sommige gevallen lijkt posttraumatische groei de klachten zelfs te verergeren.” 

Misschien proberen mensen zich soms sterker voor te doen dan ze zijn, zegt Eisma, en het lijkt dan net alsof het goed met ze gaat. Het vermijden van negatieve emoties op deze manier kan echter leiden tot het voortduren van PTSS en vastgelopen rouw, zegt hij. Daarom is het zo belangrijk te weten of nabestaanden wel écht baat hebben bij posttraumatische groei. “Ik zeg niet dat posttraumatische groei geen nut heeft, maar wel dat er meer onderzoek nodig is.”

Niet altijd een relatie te zijn tussen klachten en groei

Het is waar, posttraumatische groei kan een manier van coping zijn, zegt Ernst Bohlmeijer van de Universiteit Twente. “Persoonlijke groei kan een illusie zijn. Als het de verwerking van trauma in de weg staat, dan is dat niet goed.”

Maar hij benadrukt dat groei en stress twee verschillende dimensies zijn. “Er hoeft niet altijd een relatie te zijn tussen klachten en groei. Iemand kan groeien in aanwezigheid van de pijn. Zeker in de eerste jaren kan het naast elkaar bestaan.” Bovendien: niet iedereen ervaart posttraumatische groei, zegt hij.

Bohlmeijer doet onderzoek naar de zogeheten welbevindentherapie. Hij plaatst posttraumatische groei in een bredere kijk op het welbevinden van patiënten, in plaats van een focus op ziekte. Dat past in een bredere trend die positieve psychologie wordt genoemd. Welbevindentherapie nodigt mensen uit naar positieve emoties te kijken. “Zijn er ervaringen waarvoor je dankbaar kunt zijn? Waar zit je kracht? Hoe kun je die benutten? Dat zijn kleine tips en technieken uit die therapie om je veerkracht te versterken en aandacht voor het goede te houden. Uit onderzoek blijkt dat dit mensen helpt.”

Maar uit Bohlmeijers onderzoek blijkt ook dat slechts een minderheid van de mensen de behoefte heeft om door deze bril naar hun leven te kijken. “Welbevindentherapie en posttraumatische groei werken het beste als mensen ervoor openstaan, als ze willen leren van gebeurtenissen en willen reflecteren. Er zijn genoeg mensen die daar geen behoefte aan hebben.” 

Dat maakt posttraumatische groei tot een ambigu concept. Klopt, zegt Bohlmeijer. “Maar ik ben ervan overtuigd dat het een reëel fenomeen is.” Daarom vindt hij het belangrijk om er in de geestelijke gezondheidszorg meer aandacht aan te besteden. “Veel mensen blijven na een trauma kwetsbaar en in wankel evenwicht, terwijl dat niet nodig is.”

Maar ga posttraumatische groei niet opleggen, is zijn advies. “Je kunt er aandacht voor hebben in elke therapie. Maar niet geforceerd, en zeker niet aan het begin van een behandeling. Mensen moeten eraan toe zijn.”

Groei na een burn-out

Vaak wordt mensen na een burn-out ingeprent dat ze hun grenzen beter moeten bewaken. “Dat vind ik geen goed advies”, zegt coach Greet Vonk, die aan de Open Universiteit onderzoek deed naar posttraumatische groei na een burn-out. Ze vergeleek de uitkomsten van vragenlijsten onder 166 mensen die een burn-out hebben gehad met de algemene werkende populatie. Medewerkers bleken na een burn-out net zo bevlogen te zijn als medewerkers die geen burn-out hebben gehad.

Mede-onderzoeker Tinka van Vuuren, bijzonder hoogleraar vitaliteitsmanagement aan de Open Universiteit, weet dat veel werkgevers denken dat werkenden na een burn-out een vlekje hebben. Dat stigma is niet terecht, concludeert ze op basis van de studie.

Medewerkers kunnen duidelijk meer zicht hebben op wat hun grenzen zijn na een burn-out, zegt ze: “Misschien kennen ze zichzelf wel beter. Door die burn-out kijk je op een andere manier naar je omgeving. Misschien besef je dan dat je niet perfect hoeft te zijn. De werkgever kan aan hen een veel betere werknemer hebben dan aan iemand die het werk altijd maar blijft opstapelen.”

Lees ook:

Burn-out: als het te zwaar wordt om iemand te zijn

Te veel stress of een te hoge werkdruk wordt vaak als oorzaak aangewezen voor een burn-out. Maar volgens cultuurfilosoof Maarten Coolen is er iets anders aan de hand.