Direct naar artikelinhoud
InterviewPaul van de Water

Op zoek naar Nederlanders die in dienst van de Nazi’s traden, en hun beweegredenen

Maastricht, 1943, bij de opening van de tentoonstelling 'Herlevend Nederland'. Nieuw onderzoek richt zich op de vraag waarom Nederlanders collaboreerden?Beeld Beeldbank WO2 - NIOD

Hoe wordt een normale burger een gewelddadig collaborateur? Onderzoeker Paul van de Water zoekt het uit.

Neem Jacoba Roelofs uit Utrecht, nog maar 16 jaar oud in 1940. Ze ontwikkelt na de Duitse inval sympathie voor de Duitsers, vooral om zich af te zetten tegen haar autoritaire en anti-Duitse vader. De jonge naïeve Hollandse vrouw wordt uiteindelijk kampbewaakster, eerst in Kamp Vught en later zelfs in Auschwitz.

Roelofs is een voorbeeld van Nederlanders die na 1940 zware misdaden pleegden, maar voor de oorlog niet bekend waren als crimineel, zegt onderzoeker Paul van de Water (66). Waar kwam die omslag van een normale burger naar een gewelddadig collaborateur vandaan?

“Er is nooit één factor, het zijn altijd meerdere zaken die bij de keuzes die zij in hun leven maakten een rol speelden. Maar er zijn wel overeenkomsten”, constateert hij in zijn deze week verschenen boek ‘In dienst van de Nazi’s’ waarin hij de levensloop van elf Nederlandse collaborateurs onder de loep legt.

“Zo is het opvallend dat de collaborateurs die ik beschrijf allemaal een ellendige jeugd hebben gehad, soms door armoede, soms door een autoritaire vader of seksueel misbruik”, zegt Van de Water. “En ze hebben allemaal een gebrek aan empathie en worden niet gehinderd door moreelbesef of een geweten.”

Voor zijn promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam, dat hij later afrondt, bestudeert de gepensioneerde Van de Water de levens van circa veertig mannen en vrouwen die met de Nazi’s gingen samenwerken. Hij studeerde zelf onder meer Nederlands en sociale wetenschappen en volgde een loopbaan in het onderwijs.

U promoveert later, waarom schrijft u nu al over deze elf in een boek?

“Deze elf komen in mijn proefschrift niet voor, ik moest keuzes maken. Maar ik heb wel in de archieven precies uitgezocht wat er met hen is gebeurd, het is hele interessante informatie. Alle elf zijn ze voor de oorlog nauwelijks in aanraking met politie geweest en alle elf pleegden ze in die periode zware misdaden, waarvoor ze na de oorlog veroordeeld zijn.”

Onder de elf die u beschrijft zijn er maar drie vrouwen: waarom is dat?

“Het is best lastig in Nederland gewelddadige vrouwen te vinden, ze zijn er nauwelijks. Wel vrouwen die lichte vormen van geweld toepasten, een tik uitdeelden of verraadsters, maar geen systematische mishandeling of foltering of moord. Jacoba Roelofs eindigde als kampbewaakster in Auschwitz, maar ik heb geen echt bewijs kunnen vinden dat zij daar zelf fysiek geweld uitoefende. Wat niet wil zeggen dat het niet gebeurd is natuurlijk en dat ze hele foute keuzes maakte, is evident. Ze kreeg ook tien jaar gevangenisstraf opgelegd.”

Hoe verklaart u dat verschil tussen mannen en vrouwen?

“Mannen hadden vaak uitvoerende functies bij organisaties waar vrouwen geen toegang toe hadden, zoals de SS. Maar er zijn natuurlijk wel voorbeelden van zeer gewelddadige Duitse nazi-vrouwen als Irma Grese of Maria Mandl. Ik heb nog geen Nederlandse tegenhangster van hen ontdekt in de archieven. Ik heb daar eigenlijk geen verklaring voor, die vraag verdient meer onderzoek.”

U beschrijft dat van deze elf vrijwel niemand uit ideologische overwegingen overtuigd nazi werd?

“Klopt. Het ging hen niet om het geloof in een betere samenleving. Slechts bij één van de elf is daar sprake van. De geweldscultuur van het nationaal-socialisme trok hen aan, vaak uit opportunisme gekoppeld aan impulsiviteit, ze zagen een mogelijkheid tot persoonlijk gewin. Hun morele besef was daaraan ondergeschikt. Groepsdruk is ook belangrijk bij allemaal, als anderen verwachtten dat ze gewelddadig optraden, deden ze dat. Overigens vond ik maar bij drie van de elf een sadistische inslag in de zin van plezier beleven aan een ander pijn doen. En bij bijna allemaal was een drankprobleem zichtbaar.”

Gaat dit om mensen die van nature slecht zijn?

“Nee, ik geloof niet dat mensen gewetenloos geboren worden. Door allerlei omstandigheden in combinatie met aanleg leren zij om gewetenloos te handelen. Wel hebben een paar van de mensen die ik onderzocht ernstige defecten. Dat zijn sadistische psychopaten en zij konden zich tijdens de bezetting in dienst van de Duitsers volledig uitleven.”

Wat viel u op bij de veroordelingen van deze elf?

“Dat de rechtsgang opmerkelijk zorgvuldig gegaan is. Er waren bijvoorbeeld wel degelijk uitgebreide psychiatrische rapporten die een rol speelden bij de veroordeling. En er werden veel getuigen gehoord. Er wordt vaak beweerd dat die rechtsgang haastig en onzorgvuldig is geweest. Dat beeld klopt niet.”

Zacharias Sleijfer (1911-1953): zijn lijst met slachtoffers is lang

Zacharias Sleijfer was een Nederlandse medewerker van de Duitse Sicherheitsdienst, gericht op het opsporen van vijanden van de staat, zoals joden en verzetsstrijders. Auteur Paul van de Water: “Hij bedacht de kapbehandeling, waarbij een aan zware bronchitis lijdende arrestant een papieren kap over het hoofd kreeg en Sleijfer rook daaronder blies. Zo beleefde de opgepakte man een soort bijna-doodervaring.” Sleijfer groeide op in een arm, streng en somber katholiek gezin in Leeuwarden. Hij stond bekend als niet erg intelligent en bang. Hij loog en stal al op jonge leeftijd. Via zijn schoonvader werd hij in augustus 1940 lid van de NSB en kwam in dienst van de SD waar hij verhoren leidde in Friesland en later Groningen. “Bij de SD kwam hij in aanraking met een cultuur van geweld en ontspoorde totaal, dat was voor hem het omslagpunt”, zegt onderzoeker Van de Water. Zijn lijst met slachtoffers is lang. In mei 1945 werd hij gearresteerd. Psychiatrische rapporten stellen dat hij een psychische stoornis had, daarom belandt hij in een inrichting. “Daaruit wordt hij tot mijn verbazing in 1952 vrijgelaten, al moet hij wel onder toezicht blijven.” Hij gaat in Zeist wonen en overlijdt in 1953 aan kanker.

Branca Simons (1918-1979): Jodin verraadde tientallen Joden

Branca Simons was de dochter van een arme Joodse bakkersknecht. Ze kon niet goed leren, ging al op haar dertiende werken. Op haar twintigste kreeg ze een verhouding met een crimineel met wie ze trouwde in februari 1940. Door haar huwelijk met een niet-Joodse man had ze niet direct veel last van de anti-Joodse maatregelen na de Duitse inval. Ze woonden in de Amsterdamse Kerkstraat boven een beroemde poppendokter. Haar man plunderde illegaal lege huizen van afgevoerde Joden, maar werd daarvoor opgepakt en naar Kamp Vught gestuurd voor straf. In juni 1943 werd Simons vervolgens opgepakt door de beruchte rechercheur Pieter Schaap van het Bureau Joodse Zaken. Hij zag dat ze een Jodin was. Ze kreeg de keus: werken voor de SD of deportatie naar een kamp. Van de Water: “Voor haar lag daar het omslagpunt, ze was een opportuniste met weinig ethisch besef. Natuurlijk gebeurde dit onder dwang, maar ze was zo fanatiek in de uitvoering - dat valt haar wel degelijk zwaar aan te rekenen.” Branca Simons verraadde tientallen Joden. In april 1944 sloot haar man zich bij haar aan. Ze krijgt na de oorlog de doodstraf maar die wordt omgezet in levenslang. In 1959 komt ze vrij en ze overlijdt in 1979.

Lees ook:

De politie bestond in de oorlog niet alleen uit ‘moffenknechten’.

Veel Nederlandse politiecommissarissen werkten in de oorlog maar al te braaf mee met de bezetter. In een nieuw boek geeft historica Hinke Piersma ook de ‘goede’ politiemensen een gezicht.

Toen stond de Duitser weer voor de deur: ‘Ist dein Vater da?’

Het is 75 jaar geleden dat de Slag om de Schelde - op 8 november 1944 - voorbij was en Zuidwest Nederland bevrijd. Jakob Boersma (toen 14, nu 89 jaar oud) beklom ‘s avonds het dak van de pastorie in het dorp Kloetinge op Zuid-Beveland en volgde de strijd.