Als een koning beweegt arts infectieziekten Ashis Brahma zich door de steriele gangen van de GGD Noord- en Oost-Gelderland. Met zijn wilde krullen en baard, donkere zonnebrilglazen en stalen ketting vol bedeltjes is hij een opvallende verschijning in een organisatie die doorgaans tot anonimiteit is gedoemd, maar door de coronacrisis een cruciale rol heeft gekregen. Hij steekt zijn hoofd om deuren om te vragen hoe het er gaat, of mensen het nog volhouden. Zo nu en dan loopt hij het kamertje binnen waar de cijfers worden bijgehouden, om de actuele stand te horen. ‘178 besmette gevallen, 13 overlijdens.’

Hoe slecht ook het nieuws of hoe terneergeslagen mensen telefoons ophangen, Brahma acteert altijd een soort vrolijkheid, omdat hij weet hoe aanstekelijk dat is. Al voelde hij zelf twee weken geleden even tranen opwellen toen hij over de landweggetjes naar zijn werk in Warnsveld reed. Het nieuws van overbelasting in Italiaanse ziekenhuizen kwam binnen en in zijn hoofd begon hij te rekenen: tweeduizend IC-bedden, áls het lukt om op te schalen. ‘Wij zullen het hier in Nederland misschien ietsje beter doen, maar het verschil hoeft niet groot te zijn.’

Hij dacht terug aan zijn tijd als jonge tropenarts in Burundi. Toen hij, in de strijd tussen het regeringsleger en rebellen, met zijn team vluchtelingen probeerde te helpen in kampen die slechts een uurtje per dag toegankelijk waren, als het couvre feu was (kortstondige wapenstilstand). ‘Dan konden wij naar binnen en ons werk doen, maar zodra het alarm klonk, moesten we inpakken en wegwezen. In die korte tijd besloot ik wie we wel en niet meenamen.’

De meest kansrijke kwetsbaren werden dan op een rij gezet. Hij herinnert zich een man met een slangenbeet en necrotische benen, een jonge vrouw die zwanger was en iemand met terminale malaria. Hij koos voor de vrouw, maar de operatie mislukte gedeeltelijk: het kind kwam ter wereld, de baarmoeder scheurde. ‘Als vrouw zonder baarmoeder ben je weinig waard daar, dan word je verstoten. Ik denk weleens dat zij nu als prostituee of als non werkt.’

Waarom Brahma dit allemaal in zijn hoofd had toen hij onderweg was naar zijn werk in Warnsveld? ‘Ik moest denken aan die jonge internist die straks moet gaan kiezen. Dat is groot verdriet. Ouderen geven al aan dat ze geen bedden willen, maar zal dat genoeg zijn?’ Het is om die reden dat hij zich in de gangen van de ggd vrolijk houdt en verdriet verbergt; als het optimisme van zijn collega’s daalt, zakt het vertrouwen, en verslappen mag nu niet. ‘Hoe dramatisch de keuzes in de ziekenhuizen straks worden, hangt af van de beslissingen en de acties die wij hier nu met elkaar nemen.’

Als vanuit een adelaarsnest houden ze in Warnsveld de gezondheid in de gaten van 820.000 mensen die wonen in een gebied dat zich uitstrekt van de Duitse grens tot het Veluwemeer; van Winterswijk tot Harderwijk. Zo werkt dat in Nederland. De huisartsen en ziekenhuizen zijn er voor de zorg van de individuen, de 25 Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (ggd’s) bekommeren zich om de gezondheid van populaties. ‘Ze noemen ons soms gekscherend de Geheime Gemeentelijke Dienst, omdat veel mensen niet snappen wat wij nou precies doen. Maar nu zie je de ggd op zijn allerbest’, zegt een medewerker die is bijgesprongen in de belcentrale en een ochtend lang burgers te woord staat.

Jarenlang is er geoefend op een scenario als dit. Een maand geleden kregen zij en al haar collega’s een brief thuisgestuurd waarvan op je sollicitatiegesprek wordt verteld dat je die ooit kunt krijgen, maar die niemand echt verwacht. Een brief in crisistijd, waarin wordt uitgelegd dat elke medewerker zal worden ingezet daar waar hij of zij het hardste nodig is. ‘Omdat de eerste besmetting in onze regio een feit is, gaat de maatregel van aanwijzing per direct in’, schreef directeur Jacqueline Baardman op 4 maart, een week voordat Mark Rutte zijn eerste persconferentie over corona gaf.

‘Toen het virus Europa bereikte hebben we ons schrap gezet en toen het in Brabant uitbrak, was dat voor ons het kantelpunt’, vertelt Baardman. Met haar brief evolueerde haar ambtenarenorganisatie in enkele dagen tot een crisiscentrum. Een paar meter verderop zitten artsen infectieziekten zoals Brahma, in de kamer daarnaast worden de actuele besmettingscijfers bijgehouden. In belhokjes en op de gangen verwerken medewerkers op discrete toon honderden telefoontjes per dag en vlak naast de glazen draaideur bij de entree heeft een groep van tien mannen een muur vol plakbriefjes geplakt. De mannen zijn van de regionale rampenbestrijding en houden constant de zorgcapaciteit in de regio in de gaten. ‘Formeel maken ze geen deel uit van de ggd. Maar omdat medische expertise en zorgcapaciteit in elkaar beginnen over te lopen, heb ik alles in één pand gezet’, verklaart Baardman.

In een crisissituatie als deze krijgen ggd-directeuren automatisch ook de leiding over de regionale rampenbestrijding. ‘Als je hoort dat mensen boven de zestig in Italië niet meer op de IC komen, dan wordt het heel spannend. Wij zetten alles op alles om dat te voorkomen. Ik ben optimistisch, maar ik heb alle scenario’s in mijn hoofd. Deze week is beslissend. Als vrijdagmiddag de cijfers goed zijn, ben ik heel even gerustgesteld.’

Het gebeurt vaak dat zij plots met een van haar adviseurs naar buiten snelt. Iedereen weet dan: veiligheidsoverleg in Apeldoorn. Als directeur publieke gezondheid is Baardman de rechterhand van de burgemeester, die de veiligheidsregio voorzit. Zij bellen elkaar vrijwel constant, ook ’s avonds laat en in ieder geval na elke persconferentie van het kabinet, of wanneer er een richtlijn wordt aangepast.

De GGD-artsen zijn inmiddels verworden tot een stootkussen voor het rivm; de kritiek die in de samenleving aanzwelt, echoot hier via de telefoons door de gangen. ‘De gesprekken zijn écht niet leuk meer. De manier waarop onze verpleegkundigen benaderd worden is zorgelijk en op den duur onhoudbaar’, zegt een arts tijdens de tweedagelijkse crisisvergadering. Ze maakt zich zorgen om trauma’s bij het personeel. Aanvankelijk waren de telefoontjes simpel, vertelt Janneke Kuiper, die als jeugdverpleegkundige al vele gesprekken voerde. Toen mensen nog dachten dat het een paar weken zou duren gingen de vragen vooral over de richtlijnen, maar sinds bekend is gemaakt dat dit tot 1 juni duurt, is het geduld verdwenen. ‘Al mijn collega’s hebben al een keer gehuild. Nooit aan de telefoon hoor, altijd als we hebben opgehangen of als je later op de wc zit.’

‘Al mijn collega’s hebben al een keer gehuild. Nooit aan de telefoon hoor, altijd als we hebben opgehangen of als je later op de wc zit’

‘Ik realiseer mij dan plots: waar zijn we mee bezig? Ik moet mensen die bang zijn uitleggen dat ze geen afscheid mogen nemen van dierbaren en niet naar begrafenissen mogen als ze zelf positief zijn getest.’ Deze morgen had ze die boodschap voor een vrouw die al 63 jaar getrouwd is, maar haar stervende man in een verzorgingstehuis niet kan zien. Niemand mag er meer naar binnen. ‘Als je als verpleegkundige je speldje krijgt zweer je dat je altijd zal helpen, maar ik kan niets voor haar doen. Rationeel sta ik er volledig achter, maar emotioneel is het zwaar. Mensen voelen dat de gezondheidszorg faalt.’

Ook de bellende huisartsen verliezen steeds vaker hun geduld. Zo hangt er al dagenlang een arts uit Harderwijk aan de lijn die eist dat zij en haar personeel alsnog worden getest. Sinds een arts-microbioloog van het umcg uit Groningen in dit weekblad heeft gezegd dat hij in het noorden van Nederland massaal wil gaan testen, is het aantal telefoontjes door zorgpersoneel toegenomen. Tijdens het artsenoverleg, een paar ruimtes verderop, is het onderwerp van gesprek. ‘Prima, laat ze hun gang maar gaan in Groningen. Dan maken ze straks dezelfde fout die het Erasmus MC in Rotterdam ook heeft gemaakt en is alles in no time op’, bromt een arts. Zij houden vast aan de rivm-lijn en testen alleen als ‘het zin heeft’.

Er wordt op de deur geklopt, een man met een telefoon in zijn hand: ‘Ik heb hier de gevangenis in Zutphen aan de lijn, ze hebben mogelijk een Covid-geval. Mogen we testen?’ De artsen kijken elkaar even aan. ‘Van mij wel’, zegt arts infectieziekten Arie Kraaijeveld, met 25 dienstjaren de nestor van het centrum. De anderen knikken ook. Testen worden zonder twijfel ingezet om in grote groepen uitbraken te voorkomen, niet voor individuele gevallen. Mensen bij wie door een arts aan de hand van symptomen wordt vastgesteld dat ze het virus hebben, moeten thuis in zelfisolatie.

‘Maar hoe reageren we als er straks wordt gebeld door de media?’ wil Brahma weten. De Stentor belde al deze ochtend en over twee uur zal de nos van hem willen horen hoe ze in Oost-Nederland over de uitspraken van de Groningse arts denken. Dat betekent vooral het voorkomen van uitbraken in grote groepen; mensen die vermoeden dat ze besmet zijn moeten in thuis-isolatie en moeten gemonitord worden. Ze besluiten nog eens helder uit te leggen dat de buisjes waar de ‘monsters’ voor transport in moeten schaars zijn en dat elke nu onnodig ingezette test later gemist zal worden.

Jacqueline Baardman zit ondertussen in een WhatsApp-groep met alle andere 24 ggd-directeuren van Nederland. Daarin wordt het nieuws van het Groningse ziekenhuis besproken. ‘Ik ben echt boos. Het is zó’n gebrek aan solidariteit van die man’, zegt ze. ‘Ik heb even overwogen dat op LinkedIn te zetten, maar ik heb mij ingehouden. Wij moeten constant één boodschap uitstralen. Zeker nu die steeds moeilijker wordt: artsen en burgers willen getest worden, maar er is gewoon niet genoeg materiaal.’

In de steriele gangen van de GGD kan het soms een uurtje verraderlijk kalm zijn. Het is dan slechts wachten tot de hectiek weer oplaait. Vlak voor het weekend gonst het woord ‘zorghotels’ door de gangen en lopen er brandweermannen in en uit het gebouw. ‘Ik heb mijn deadline op maandag, dan gaat mijn hotel draaien’, zegt een brandweercommandant tegen een groepje verpleegkundigen en artsen bij het koffiezetapparaat. In de zijkamer vol plakbriefjes zegt een crisismanager dat ze op deze manier het gevreesde tekort aan IC-bedden het hoofd willen bieden.

‘Wij verzamelen constant informatie. Waar ontstaat krapte in de zorgketen en waar kunnen we extra capaciteit creëren?’ zegt Theo Klein Bleumink. Hij is algemeen zorgcommandant van de Veiligheidsregio. De IC-bedden worden sinds het begin van de crisis landelijk gemonitord, maar alle andere bedden, apparatuur en zorgpersoneel in de regio houden hij en zijn team bij.

‘We mikken nu op vierhonderd extra plekken door gesloten overheidsgebouwen en leegstaande hotels in te richten voor mensen die te ziek zijn om thuis te zijn, maar gezond genoeg om buiten het ziekenhuis te liggen.’ Zijn telefoon gaat voortdurend. Zijn de deuren in een beoogde locatie wel breed genoeg voor de apparatuur? Waar halen we het personeel vandaan? En zijn er al extra mondkapjes?

Ondertussen komen de eerste tekenen van slijtage bij het zorgpersoneel binnen. Vanochtend nog hoorden ze hier dat in een verzorgingstehuis in de buurt drie patiënten zijn overleden en twintig van de 75 patiënten besmet zijn geraakt. Een te groot deel van het personeel heeft nu ook corona en kan niet werken. Het is op de muur van Klein Bleumink een van de vele briefjes met problemen die hij moet oplossen. Zijn telefoon gaat weer. Hij neemt op, praat even op afstand en hangt dan opgewekt op. ‘Dit was de groene kolom (jargon voor defensie – cvdv), zij kunnen zorgpersoneel leveren aan het verzorgingstehuis.’ Een week later lopen er ook militairen door het gebouw die de zorghotels gaan ondersteunen, de ggd-vlag buiten is gestreken om het pand onherkenbaar te maken.

Klein Bleumink is de rust zelve, hij bereidt zich met zijn teams al jarenlang voor op een crisis als deze, maar gevraagd naar de voorspelde piek in mei krullen zijn mondhoeken omlaag. ‘Als we nu nog niet op de piek zitten en het wordt zwaarder in mei, mijn god, hoe gaan we het dan redden? Er zitten grenzen aan het aantal plaatsen dat wij kunnen creëren.’ Hij houdt zich vast aan het idee dat zorgpersoneel veerkrachtig is, dat zelfs als ze besmet raken, ze er met een paar weken weer bovenop zijn en zo dus terugkomen in de keten die hij constant monitort.

Een te groot deel van het personeel heeft nu ook corona en kan niet werken. Het is op de muur van Klein Bleumink een van de briefjes met problemen die hij moet oplossen

Elders in het gebouw doet het volgende probleem zich voor. Dokter Brahma hoort zojuist dat er een uitbraak is in een huisartsenpraktijk in Harderwijk, waar bijna alle artsen uitvallen. Hij springt op om het te melden bij de kamer met de plakbriefjes en loopt daarna in een streep door naar de glazen hoekkamer van het pand, waar Jacqueline Baardman met twee crisismanagers in overleg zit. ‘Ik houd het kort: van de zestig artsen in Harderwijk zijn er zestien ziek. De directeur daar was al niet zo onder de indruk van het feit dat wij ze niet testen en ik heb weer slecht nieuws voor haar: de rivm-richtlijn is onveranderd, wij testen niet. Wat doen we nu? We hebben geen mensen meer.’

Baardman plaatst haar wijsvingers op haar slaap, denkt even na – ‘Ga zitten Ashis’ – en vraagt iemand om de algemeen commandant te halen. Als Klein Bleumink er is, spreken ze af dat hij en zijn team contact opnemen en adviseren om ‘hubs’ in te richten: een voor patiënten met corona en een voor reguliere zorg. Dan kijkt ze naar Brahma. ‘Het is jouw taak om het rivm-beleid uit te blijven leggen en om die professor uit Groningen een verbale schop te geven.’

Brahma moet alweer weg. Om een man te bellen van wie de grootmoeder is overleden en de moeder op sterven ligt, allebei corona. Dat kan misschien nog net voor hij in de auto stapt naar Omroep Gelderland, voor het dagelijkse half uurtje kijkersvragen. Hij doet dat sinds anderhalve week elke avond, er kijken meer dan tweehonderdduizend mensen. ‘Elke vraag die we hier beantwoorden komt hopelijk niet via de telefoon binnen’, verklaart Brahma zijn televisieoptredens.

Voor Baardman en haar team was het een bewuste keuze om hem naar voren te schuiven. Ze zien het als kans om de bevolking in het gebied in te lichten over wat ze zelf kunnen doen. ‘We kunnen wel boos worden op die mensen op het strand, maar klaarblijkelijk was het nog niet duidelijk. Daarin hebben ook wij een rol’, zegt Brahma. ‘Nederland is een libertarisch volkje, hè? Wij zijn egocentrisch, maar zeker niet egoïstisch. Dat is een groot verschil. Ik probeer het ego aan te spreken zodat mensen zelf hun verstand gebruiken en zich verantwoordelijk gedragen.’

Volgens de hoofdredacteur van Omroep Gelderland, die hem na elke uitzending even opvangt, werkt dat goed. ‘Hij is populair omdat hij atypisch is’, vertelt ze na de uitzending op de gang. ‘Hij begrijpt de cultuur van de regio, kent de Achterhoek, maar ook de Veluwe. Hij benadrukt in zijn antwoorden naoberschap, dat is kenmerkend voor onze regio. Naar elkaar omkijken, even een praatje maken en boodschappen doen voor iemand die dat niet kan.’

Het pand is haast uitgestorven, het is avond, al worden er in de surveillancekamer nog altijd gevallen geïnventariseerd. ‘Het aantal besmettingen en doden neemt toe’, meldt een verpleegkundige kort. In de centrale artsenkamer zit Brahma – anderhalf uur na zijn televisieoptreden – met kalme stem te bellen. Het enthousiasme en de opbeurende vrolijkheid zijn weg. Hij belt met de man van wie zijn moeder en grootmoeder eerder die dag zijn overleden. De man vreest voor zijn vader, hij beschrijft de symptomen. ‘Ik heb filmpjes voor u gemaakt. Die mag u best zien als u ze niet verder verspreidt.’

‘Ik laat dat aan u, het hoeft niet’, zegt Brahma. ‘Ik vertrouw volledig het beeld dat u schetst, maar u mag ze mij altijd sturen.’ Terwijl hij met de hoorn in zijn hand luistert, opent hij een plastic zakje dat de hoofdredacteur van Omroep Gelderland hem meegaf, hij haalt er een middeltje en een watje uit en wrijft de televisie-make-up van zijn gezicht. ‘Is uw vader een eigenwijze baas?’ vraagt Brahma. ‘Zó, die is koning eigenwijs!’ roept de man. ‘Houd hem goed in de smiezen, ik twijfel of we hem niet toch moeten gaan testen. Ook uit sociaal oogpunt, twee mensen uit één familie is te veel. Ik maak mij zorgen om uw vader.’

‘Dank u wel.’

‘Maar ik kan echt niets beloven, ik laat het u nog weten’, zegt Brahma. ‘Ik wens u en uw vrouw een mooie en rustige avond toe. U mag mij altijd terugbellen, ook ’s nachts.’ Brahma kan kort een aantal aantekeningen maken voordat de volgende verpleegkundige een nieuwe telefoon overhandigt. Het is een huisarts uit het asielzoekerscentrum (azc) in Apeldoorn die zich zorgen maakt. Ze voelde zich vorige week slecht en bleef thuis, knapte op en is gaan werken, maar voelt zich nu toch heel beroerd. Ze vreest dat haar hele team is besmet. ‘Mijn leidinggevende is ook al thuis, want ze heeft dezelfde symptomen. Zij heeft mij aangestoken, of ik haar.’ Het personeel bij de azc’s wordt de ene dag uitgeleend aan Apeldoorn en de andere dag aan Doetinchem. ‘Je hoeft mij niet te testen, dat kan mij niet zoveel schelen, maar ik wil dat tenminste iemand uit ons team getest wordt.’

Ze doorlopen samen het ziektebeeld. ‘Jij klinkt echt niet lekker zo, hè?’ zegt Brahma plots. Ze lachen allebei om de directheid waarmee hij haar heesheid beschrijft, het zijn artsen onder elkaar.

Dan wordt het weer serieus: ‘We monsteren normaal geen huisartsen, je weet waarom. De ene dag kun je positief worden getest en de volgende dag weer negatief. Ik ga hier geen lullepot verkopen, we hebben gewoon veel te weinig testen, dat is de waarheid. Maar je begeeft je in een heel kwetsbare omgeving en we moeten die veilig houden, met die invalshoek moet het lukken. Waar woon je?’ Het adres wordt genoteerd. ‘Ik ga je niets beloven, maar ik ga kijken of er een test kan komen. We moeten voorkomen dat er corona uitbreekt in een azc, al zal dat op de lange termijn niet lukken. Het is een kwestie van tijd, vrees ik.’

Hij hangt op, kijkt naar de klok om te ontdekken dat hij tien uur heeft gewerkt, terwijl hij ook een nachtdienst had. In het centrum lijkt tijdsbesef verdwenen. Mensen weten ook niet meer precies wanneer de realiteit werd zoals die nu is. Vraag ze wanneer het allemaal begon en ze weten het niet; als ze horen dat de eerste corona-persconferentie van Mark Rutte slechts drie weken geleden plaatsvond, realiseren ze zich dat dit nog heel lang gaat duren en wordt de vermoeidheid zichtbaar, dan verdwijnt het optimisme even.

Brahma en de overgebleven verpleegkundigen moeten naar huis, het is goed geweest voor vandaag, maar niet voor ze overlegd hebben over die laatste twee telefoontjes. ‘Wat mij betreft testen we deze twee gevallen tegen de richtlijnen in. De vader vanuit sociaal oogpunt – dit is te veel voor één familie, ze hebben zekerheid nodig – en de ander om het azc te beschermen. Ik mag nu beslissen, samen met jullie.’ Over het azc zijn ze het snel eens, over de oudere man twijfelen ze. ‘Als je hem test, moet je eigenlijk de hele familie testen, ze lopen allemaal risico nu. Ze hebben elkaar recent nog gezien tijdens een etentje’, zegt een verpleegkundige. Het is even stil. ‘Ik zou ze allemaal een test gunnen, maar we kunnen het niet doen. Er is geen enkele meerwaarde, het heeft geen zin’, zegt ze. Het is opnieuw stil, het besluit is genomen. De familie krijgt geen test, maar wordt wel in de gaten gehouden. Mocht de vader thuis overlijden, dan zal hij buiten de officiële cijfers vallen.

Ze kunnen naar huis, lang na het vallen van de avond. Eindelijk slapen. Morgenochtend beginnen hun diensten weer – die houden voorlopig nog lang niet op.