De grote vraag voor de uitbaters van het zalencentrum was wie de brandbommen had gefabriceerd en waarom diegene het op hun had gemunt. Die vraag werd beantwoord door de 23-jarige verdachte die zich donderdag voor de rechtbank moest verantwoorden. De man, toen nog woonachtig in een klein dorpje in de gemeente De Fryske Marren, was omstreeks middernacht uit het zalencentrum gezet.

Tijdens de viering van het Oktoberfest had hij vuurwerk afgestoken. Daarna had hij nog een paar keer geprobeerd om binnen te komen, om vervolgens naar huis te gaan, waar hij twee molotovcocktails fabriceerde. Hij had diesel in twee bierflesjes gedaan en er lappen in gestopt, waarna hij naar het zalencentrum was teruggegaan. Bij het pand had hij een fles op de grond gegooid, waarop er een brandje ontstond.

‘Boze bui’

Hij was ,,in een boze bui” teruggegaan, vertelde de verdachte. Het was niet zijn bedoeling geweest om brand te stichten, benadrukte hij. ,,Ik wilde ze laten schrikken, die mensen van die organisatie.” Gevraagd naar het waarom van zijn actie, antwoordde de man dat hij indertijd niet goed in zijn vel zat. ,,Het was een hele donkere periode voor mij”.

Dat een getuige had gezien dat de flesjes tegen de gevel aan stonden, kon volgens de verdachte en diens raadsman Johan Mühren niet kloppen. Dat de flesjes tegen de gevel aan zouden zijn gegooid, ook iets waar officier van justitie Remco Joustra van uit ging, daarvan waren volgens de raadsman geen sporen gevonden. De flesjes zouden op 20, 30 centimeter afstand van de muur op de grond zijn gegooid.

De verdachte zelf zei dat hij nog was blijven staan, nadat hij de flesjes op de grond had gegooid. ,,Pas toen het vuur uitdoofde ben ik weggegaan”. Hij zou later nog van plan zijn geweest om in de auto terug te rijden om ,,de rommel” op te ruimen. Omdat hij onder invloed was, had hij na 100 meter rechtsomkeert gemaakt. Op de vraag van een van de rechters hoeveel hij die avond had gedronken, luidde het antwoord ,,vijftien pilsjes, of misschien meer”.

Afspraak afgezegd

De verdachte had een afspraak met de reclassering afgezegd, maar hij heeft inmiddels wel stappen ondernomen om aan zichzelf te werken. Hij neemt deel aan een begeleid wonenproject in Heerenveen en hij loopt bij VNN, de verslavingszorg, om zijn alcoholgebruik onder controle te krijgen. De man had in elk geval gevaar voor goederen veroorzaakt, vond de officier. Joustra doelde op de muren van het pand.

En het ging wat de officier betrof wel degelijk om een poging tot brandstichting. Joustra noemde het ,,een akelig feit, dat veel angst en onrust teweegbrengt”. Maar de officier juichte toe dat de verdachte zelf hulp heeft gezocht. De richtlijnen schrijven een gevangenisstraf voor, vanwege – een poging tot – brandstichting, maar daar zag de officier van af.

,,Het lijkt erop dat de verdachte wel verantwoordelijkheid wil nemen en aan zichzelf wil werken”, aldus Joustra. ,,Met het oog op de positieve verandering” eiste hij de maximale werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Advocaat Mühren vond dat een poging tot brandstichting niet kon worden bewezen. De rechtbank zou hooguit uit kunnen komen op het voorbereiden van brandstichting en dat zou een lagere werkstraf op moeten leveren.

De rechtbank doet op 14 december uitspraak.