Ontwerpresolutie - B7-0173/2010Ontwerpresolutie
B7-0173/2010

ONTWERPRESOLUTIE over de transparantie en de stand van zaken bij de ACTA-onderhandelingen

8.3.2010

naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7‑0020/2010 - O‑0026/2010
ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement

Niccolò Rinaldi, Sophia in 't Veld, Alexander Alvaro, Metin Kazak, Marielle De Sarnez, Michael Theurer namens de ALDE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0154/2010

Procedure : 2010/2572(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0173/2010
Ingediende teksten :
B7-0173/2010
Aangenomen teksten :

B7‑0173/2010

Resolutie van het Europees Parlement over de transparantie en de stand van zaken bij de ACTA-onderhandelingen

Het Europees Parlement,

–   gelet op de artikelen 207 en 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 februari 2010 over een herzien kaderakkoord tussen het Parlement en de Commissie voor de volgende zittingsperiode[1],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 maart 2009 over de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (herschikking), die als het standpunt van het Parlement in eerste lezing moet worden beschouwd[2],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 december 2008 over de impact van namaak op de internationale handel[3],

–   gezien het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming van 22 februari 2010 inzake "de huidige onderhandelingen van de Europese Unie over een handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA)",

–   gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 8 daarvan,

–   gelet op Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009,

–   gelet op Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("Richtlijn inzake elektronische handel"),

–   gelet op artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 in werking is getreden,

B.  overwegende dat het Parlement op grond van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zal moeten instemmen met de tekst van de ACTA-overeenkomst alvorens deze in de Europese Unie in werking kan treden,

C. overwegende dat het Parlement overeenkomstig artikel 218, lid 10, van het VWEU in alle stadia van de onderhandelingen over internationale overeenkomsten onverwijld en ten volle geïnformeerd moet worden,

D. overwegende dat vertegenwoordigers van de Raad onderhandelingsrondes hebben bijgewoond naast vertegenwoordigers van de Commissie,

E.  overwegende dat de regering van de VS belangrijke bepalingen van de overeenkomst heeft onthuld aan vertegenwoordigers van bepaalde particuliere ondernemingen,

F.  overwegende dat de Europese Unie en andere OESO-landen in 2008 onderhandelingen hebben geopend over een nieuwe meerpartijenovereenkomst die ten doel heeft de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te versterken en namaak en piraterij te bestrijden (de handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak - ACTA),

G. overwegende dat het Parlement in zijn verslag van 11 maart 2009 de Commissie verzocht "onverwijld alle documenten in verband met de lopende internationale onderhandelingen over de handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA) openbaar te maken",

H. overwegende dat de Commissie op 27 januari 2010 haar steun betuigde aan een versterkte samenwerking met het Parlement in de zin van zijn resolutie van 9 februari 2010 over een herzien Kaderakkoord met de Commissie, waarin het aandrong op "onmiddellijke en volledige informatieverstrekking aan het Parlement in elk stadium van de onderhandelingen over internationale overeenkomsten (…), met name op het gebied van handelskwesties en andere onderhandelingen waarvoor de toestemmingsprocedure geldt, waarbij artikel 218 van het VWEU onverkort ten uitvoer wordt gelegd",

I.   overwegende dat de Commissie als hoedster van de verdragen ertoe verplicht is de communautaire regelgeving te handhaven bij de onderhandelingen over internationale overeenkomsten die gevolgen hebben voor de wetgeving in de EU,

J.   overwegende dat de ACTA-onderhandelingen volgens gelekte documenten onder meer raakpunten hebben met hangende EU-wetgeving met betrekking tot de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (COD/2005/0127, strafrechtelijke maatregelen gericht op waarborging van de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, (IPRED-II)) en het zogenoemde "telecompakket", alsmede met bestaande EU-wetgeving in verband met e-commerce en gegevensbescherming,

K. overwegende dat de lopende inspanningen van de EU ter harmonisering van de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten niet moeten worden omzeild door handelsonderhandelingen die buiten de sfeer van de normale besluitvormingsprocessen van de EU liggen,

L.  overwegende dat het van cruciaal belang is ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van de maatregelen ter handhaving van intellectuele-eigendomsrechten niet gebeurt op een wijze die innovatie of eerlijke concurrentie en overdracht van technologie schaadt, de beperkingen van de intellectuele- eigendomsrechten en de bescherming van persoonsgegevens ondermijnt, de vrije informatiestroom beperkt of de legitieme handel onnodig belast; overwegende dat het Parlement een centralere rol in de namaakbestrijding dient te vervullen,

M.  overwegende dat een overeenkomst die door de Europese Unie inzake ACTA wordt bereikt moet voldoen aan de wettelijke verplichtingen waaraan de EU zich ten aanzien van wetgeving over de persoonlijke levenssfeer, vrijheid van meningsuiting en gegevensbescherming moet houden, zoals deze met name is opgenomen in Richtlijn 95/46/EG, in Richtlijn 2002/58/EG en in de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en van het Hof van Justitie van de Europese Unie,

N. overwegende dat de EU zich overeenkomstig artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bij haar acties op internationaal niveau moet laten leiden door het beginsel van universaliteit en ondeelbaarheid van de mensenrechten en fundamentele vrijheden,

1.  wijst erop dat de Commissie sinds 1 december 2009 wettelijk verplicht is het Europees Parlement in iedere fase van internationale onderhandelingen onverwijld en ten volle te informeren;

2.  geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over het gebrek aan een transparante gang van zaken en democratische legitimiteit tijdens het verloop van de ACTA-onderhandelingen, hetgeen strijdig is met letter en geest van het VWEU; is ten zeerste verontrust over het feit dat er geen rechtsgrondslag werd vastgelegd voor de start van de onderhandelingen;

3.  is van mening dat er geen legitieme argumenten zijn die voor niet-openbaarmaking pleiten in verband met internationale onderhandelingen over de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten of dergelijke onderwerpen, die van wetgevende aard zijn en die gevolgen voor de fundamentele rechten hebben; houdt staande dat de onderhandelingspositie van de EU of de andere onderhandelingspartners niet wordt ingeperkt als er informatie over de gesprekken ter beschikking van het Europees Parlement en het publiek wordt gesteld;  

4.  betreurt de bewuste keuze van de partijen om de onderhandelingen niet via gevestigde internationale organen als de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO) en de WTO te laten lopen, die een kader voor voorlichting en raadpleging van het publiek hebben ingesteld;

5.  betreurt het feit dat tot dusver enkel geïndustrialiseerde landen deelnemen aan de ACTA-onderhandelingen, en is van mening dat deze onderhandelingen inclusiever moeten zijn, en multilateraal in plaats van plurilateraal; roept de Commissie op de ontwikkelingslanden te betrekken bij alle handelsonderhandelingen die gevolgen kunnen hebben voor hen;

6.  roept de Commissie en de Raad op het Parlement toegang tot alle primaire teksten in verband met ACTA te geven, met name het door de Raad verleende ACTA-onderhandelingsmandaat, de notulen van de vergaderingen in het kader van de ACTA-onderhandelingen, de ontwerphoofdstukken van ACTA en de opmerkingen van de ACTA-deelnemers op over de ontwerphoofdstukken;

7.  staat erop dat, afgezien van de ondubbelzinnige wettelijke plicht het Parlement te informeren, de ACTA-documenten ook voor het publiek in de EU en in de andere landen die aan de onderhandelingen deelnemen beschikbaar moeten worden gesteld; ziet in de kritiek over de geheimhouding van de ACTA-onderhandelingen in brede lagen van het publiek een duidelijk signaal dat de gekozen onderhandelingsprocedure politiek onhoudbaar is;  

8.  verzoekt de Commissie en de Raad zich proactief met de ACTA-onderhandelingspartners te verstaan, en er bij hen op aan te dringen om eventuele vroegere formele of informele interne afspraken over het vertrouwelijke karakter van de onderhandelingen ongedaan te maken, en het Parlement tijdig en volledig van haar initiatieven in deze richting op de hoogte te brengen; verwacht dat de Commissie al vóór de volgende onderhandelingsronde in Nieuw-Zeeland in april 2010 met voorstellen komt om erop aan te dringen dat het punt van de transparantie op de agenda voor die bijeenkomst wordt geplaatst en om het Parlement onmiddellijk na afsluiting van deze vergadering op de hoogte van het resultaat van deze ronde te stellen;

9.  herinnert de Commissie eraan dat het Parlement, mocht zij het voor de volgende onderhandelingsronde in april niet overeenkomstig artikel 218 VWEU onverwijld en volledig over de onderhandelingen informeren, geen andere keuze zal hebben dan overeenkomstig artikel 263 VWEU stappen wegens inbreuk op de Verdragen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie te ondernemen;

10. vraagt de Commissie een beoordeling uit te voeren van de gevolgen van de tenuitvoerlegging van ACTA voor de fundamentele rechten en gegevensbescherming, de lopende maatregelen van de EU voor het harmoniseren van de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten en voor de elektronische handel, alsmede van de eventuele gevolgen voor de fundamentele rechten en de rechtsstaat in derde landen, en met name in ontwikkelingslanden, voordat de EU al of niet akkoord gaat met een geconsolideerde tekst van de ACTA-overeenkomst, en het Parlement tijdig over de resultaten van deze beoordeling te raadplegen;

11. is er verheugd over dat de Commissie heeft verklaard dat een eventuele ACTA-overeenkomst zich zal beperken tot de handhaving van bestaande intellectuele-eigendomsrechten, zonder afbreuk te doen aan de ontwikkeling van wezenlijke wetgeving op het gebied van de intellectuele-eigendomsrechten in de Europese Unie; verbindt aan eventuele instemming met de ACTA-overeenkomst de voorwaarde dat deze verklaring volledig wordt nagekomen;

12. verzoekt om volledige verduidelijking van alle clausules die het zonder bevelschrift doorzoeken en in beslag nemen van laptops, mobiele telefoons, iPods, mp3-spelers en andere opslagmedia door grensbewakings- en douaneautoriteiten mogelijk maken, en verzoekt eveneens om een garantie dat er aan de grenzen van de EU geen personen zullen worden onderzocht;

13. dringt er bij de Commissie en de Raad op aan ervoor te zorgen dat de handhaving van de ACTA-bepalingen – vooral die welke betrekking hebben op de handhavingsprocedures voor het auteursrecht in het digitale milieu – zich volledig richt naar letter en geest van het acquis communautaire en dat dit niet betekent dat "zelfreguleringsmaatregelen" buiten de sfeer van de democratische besluitvormingsprocessen om door particuliere bedrijven worden opgelegd; is van oordeel dat internetdienstverleners niet in zodanige mate aansprakelijk mogen zijn voor de gegevens die zij doorgeven of door middel van hun diensten beschikbaar stellen dat dit gepaard zou gaan met toezicht vooraf op of het filteren van dergelijke gegevens;

14. legt er de nadruk op dat de persoonlijke levenssfeer en gegevensbescherming kernwaarden van de Europese Unie zijn die verankerd zijn in artikel 8 van het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens en de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en waarmee overeenkomstig artikel 16 van het VWEU in alle door de EU vastgestelde beleidsvormen en voorschriften rekening moet worden gehouden;

15. wijst erop dat maatregelen die gericht zijn op de versterking van bevoegdheden met het oog op grensoverschrijdende inspectie en inbeslagneming van goederen, niet ten koste mogen gaan van de toegang tot legale, betaalbare en veilige geneesmiddelen wereldwijd;

16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en de parlementen van de staten die aan de ACTA-onderhandelingen deelnemen.