Overslaan en naar de inhoud gaan

Exoten in Nederland

Bonte muurspinnendoder Agenioideus cinctellus

Foto: Petra Fleurbaaij

Indeling

Pompilidae [familie]
Agenioideus [genus] (4/4)
cinctellus [soort]

Wordt vooral in steen- en mergelgroeven en op muren aangetroffen, maar ook bij steile zandwandjes. Vliegtijd van mei tot half september (met één vondst in oktober). Waarschijnlijk twee generaties per jaar. Nestelt in muur- of mergel spleten, in steile zand- of kleiwanden, maar ook in weilandpaaltjes en dergelijke (Haeseler 1979, Lefeber & Van Ooijen 1988). Berland (1925) noemt ook slakkenhuizen. Vrouwtje graaft zelden een eigen nest, maar gebruikt oude nesten van zijdebijenColletes en schoorsteenwespen Odynerus. Bekend als prooidieren zijn soorten uit de families Salticidae en Thomisidae (Berland 1925, Finch 1995, Richards & Hamm 1939). Uit Nederland zijn spring spinnen van het genus Heliophanus (in ieder geval H. flavipes) als prooi bekend (Koomen & Peeters 1993a). Het vrouwtje zit op de rug van de spin en brengt haar achterlijf tussen de poten van de spin en steekt gedurende 3 à 4 seconden in het borststuk. Daarna steekt ze de spin nog één seconde in de monddelen. Het 1 mm grote ei wordt aan de zijkant van het achterlijf geplakt. Verlamming van de spin is tijdelijk. Nadat het ei gelegd is, sluit het vrouwtje de nestgang af met allerlei materiaal zoals zandkorrels en delen van insecten (Gros 1983a). De spinnendoder Ceropales maculata is aangetroffen als klepto parasiet en sluipwespen uit de subfamilie Cryptinae (Ichneumonidae) parasiteren op de larve (Oehlke & Wolf 1987).

Bron

Auteur(s)

Lefeber, V., Nieuwenhuijsen, H.

Publicatie